Brand in Bangladesh legt structurele tekorten van de vrije markt bloot

Moordende concurrentie in de textielsector

Verontwaardigd en boos, heel boos. 112 doden! De brand in het textielbedrijf in Bangladesh legt heel pijnlijk de structurele tekorten van de vrije markt bloot. Hier zijn we blij dat we een jeans of T-shirt zo goedkoop kunnen kopen. Een voordeel, zo wordt ons voorgehouden, dat wij te danken hebben aan de bestaande concurrentie tussen de bedrijven. Achter ons “voordeel” schuilt echter een harde werkelijkheid, die de Schone Kleren-Campagne al jaren aan de kaak stelt.

CategorieNieuws

Eind 2011 kon ik als regioverantwoordelijke voor Centraal-Amerika bij fos in gezelschap van enkele vakbondsverantwoordelijken een maquila-bedrijf in Nicaragua bezoeken. Honderden werknemers, voornamelijk vrouwen, staan in lange rijen achter elkaar en stikken met hun naaimachines hemden aan elkaar: de één de mouwen, de ander de kragen, een derde de knopen, enz., in één ketting. Op het einde worden de afgewerkte kledingstukken op hun kwaliteit gecontroleerd. De repetitieve handelingen, het helse ritme, de hoge temperaturen, het aanhoudende lawaai in de werkhal, … en de lage lonen . Als Europeaan hou je dergelijke arbeidsomstandigheden niet meer voor mogelijk. Maar wat me nog het meest verontwaardigde, was de bekentenis van de bedrijfsleider van het Koreaanse bedrijf, wat op het volgende neerkwam: “Een T-shirt maken kost nog geen 2 dollar. Maar de concurrentie is hard. Ons bedrijf werkt onder meer voor de Amerikaanse winkelketen Wallmart. Jaarlijks komt hun vertegenwoordiger langs en plaatst een bestelling van X-aantal T-shirts; meteen legt hij ook de maximale productieprijs op. Die ligt nu 5 dollarcent lager dan het jaar voordien”. De woorden van de bedrijfsleider klonken als een verontschuldiging waarom hij niet zomaar aan de verzuchtingen van de vakbondsleiders, die me vergezelden, kon tegemoet komen.

Een producent die de verantwoordelijkheid legt bij de winkelketens. En de winkelketens die wellicht aanhalen dat zij tegen een moordende concurrentie moeten opboksen. Zo wordt de verantwoordelijkheid altijd maar doorgeschoven! Als we deze logica van (letterlijk) moordende concurrentie blijven volgen, komen we in een spiraal naar beneden uit, een ‘race to the bottom’. In die race wordt op alles bezuinigd, ook op veiligheid. Met 112 doden in Bangladesh als gevolg.

Waar staan de vakbonden in dit verhaal? We moeten oppassen om niet met een Europese bril naar het Zuiden te kijken. We vergeten dat wij hier vakbondsvrijheid, sociaal overleg, collectieve arbeidsovereenkomsten, en andere mechanismes kennen en deze structuren als vanzelfsprekend beschouwen. Dit is niet zo in veel andere landen van de wereld. Om bij de kledingsector te blijven. De exportgerichte textielbedrijven kwamen in de jaren ’90 ook Centraal-Amerika binnen en zijn uitgegroeid tot een belangrijke sector. In Nicaragua werken ruim 76.000 arbeiders, waarvan 80% vrouwen, in 150 maquila-bedrijven. Maar slechts in een heel beperkt aantal bedrijven is een vakbond toegelaten. Het Internationaal Vakverbond IVV typeert de maquila-bedrijven als anti-syndicaal. Slechts in 28 van de 150 bedrijven in Nicaragua is een vakbond actief, dit is amper 2 op 10. En daarmee scoort Nicaragua nog als de beste in de regio! Arbeiders die een vakbond willen oprichten worden geïntimideerd en vakbondsleiders willekeurig ontslagen. Of de fabriek wordt gesloten: tussen 2007 en 2009 verloren wel 30 vakbonden zo hun recht op bestaan.

Kunnen we ons hier inbeelden dat arbeiders clandestien in een bedrijf moeten opereren, om hun collega’s te overtuigen van zich aan te sluiten bij een vakbond? In Centraal-Amerika is vakbondswerk gevaarlijk. In het voorjaar van 2010 wisten vakbondsactivisten van het confectiebedrijf GAMA in El Salvador de helft van de werknemers te organiseren in een vakbond. Volgens de Salvadoraanse wetgeving was het bedrijf op dat ogenblik ertoe verplicht om een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten met de vakbond. Het zou een historische gebeurtenis geweest zijn, want tot dan toe was er in geen enkel textielbedrijf een CAO van kracht. In volle onderhandelingen en onder druk van de hele textiellobby besloot de directie het bedrijf te sluiten. Geen CAO, geen vakbond, en honderden mensen op een zwarte lijst, zodat zij in de overige bedrijven geen kans meer maken om nog werk te vinden. Dat is de harde realiteit.

De Internationale Arbeidsorganisatie IAO beseft dat er een probleem is, en probeert de belangen van ondernemers en vakbonden te rijmen in het Better Work Program. In het pilootland Nicaragua brengt de IAO de overheid, bedrijfsleiders en vakbonden samen rond de tafel om een gezamenlijk project op te zetten. Kwaliteitsverbetering koppelen aan werkzekerheid en een gewaarborgd minimumloon, dat is het opzet. De eerste resultaten zijn bevredigend: de bedrijfsleiders zijn bereid om te investeren in de bedrijven in Nicaragua, de vakbonden verkrijgen lichte verbeteringen in de arbeidsomstandigheden, en de overheid investeert in de infrastructuur.

Maar de vakbonden in Centraal-Amerika beseffen dat er meer nodig is. Want terwijl de exportgerichte textielbedrijven in Nicaragua vooruitgaan, heerst er in buurland Honduras onrust omdat men geen gepast antwoord heeft op deze concurrentie uit Nicaragua. Guatemala wordt met argusogen gevolgd, want daar zijn investeringsvoorwaarden optimaal, lees lagere lonen en geen last van vakbonden. Daarom pleiten de vakbonden dringend voor een regionale aanpak.

Vanuit ontwikkelingsperspectief kunnen we moeilijk anders dan uit dit hele verhaal besluiten dat de vrije concurrentie tussen de textielbedrijven weinig ruimte laat aan de gastlanden om een sterke eigen economie uit te bouwen mét respect voor de arbeidsrechten. De kledingindustrie én de distributiesector moeten dringend beseffen dat zij in hun eigen belang niet langer moorddadige werkomstandigheden kunnen tolereren en hun vijandige houding tegenover vakbonden beter laten varen.