Colombia: geweld houdt de markt overeind

Colombia kent de grootste biodiversiteit per vierkante kilometer ter wereld. Het land is wereldberoemd om zijn muziek en gastvrijheid en levert over heel de wereld koffie, bananen, rozen en andere producten. Maar helaas staat het land eveneens op de hoogste plaatsen in de kwalijkste ranglijsten.

Het is het land met de meeste moorden op syndicalisten: sinds 1986 zijn er ongeveer 3000 vakbondsmensen vermoord volgens de Nationale Vakbondsschool. Het land telt het op een na hoogste aantal interne vluchtelingen: hun aantal wordt tussen de 3 en 5 miljoen geschat door het Internal Displacement Monitoring Center. Op het vlak van ongelijke verdeling van rijkdom, bekleedt het land de zesde plaats in de wereldranglijst. Het land kent de hoogste militaire uitgaven in verhouding tot het inwonersaantal. En ga zo maar door. Hoe komt het dat zo’n prachtig land zo’n slechte cijfers kan voorleggen? Daarvoor moeten we kijken naar de verdeling van de rijkdom en de macht.

Grond is rijkdom
Het gewapend conflict – lange tijd ontkend door de Colombiaanse overheid – vindt zijn oorsprong in de strijd om grond. Wie grond had, kon aan landbouw en veeteelt doen, belangrijke bronnen van voedsel en rijkdom. Hoe meer grond, hoe meer rijkdom, hoe meer macht: dat was de drijfveer achter het grootgrondbezit. De honger naar grond is met de jaren enkel toegenomen. De Colombiaanse bodem herbergt talrijke rijkdommen zoals aardolie en steenkool, die de internationale economie draaiende houden.

Met geweld werden talloze kleine boeren van hun gronden verdreven. Deze gronden werden ingepalmd door een handvol families die niet alleen enorme economische macht hadden, maar ook op politiek vlak de plak zwaaiden. In de jaren ’60 en ’70 ontstonden verschillende guerrillagroeperingen, meestal van verdreven boeren. Zij namen aanvankelijk de wapens op tegen de onderdrukkende elite die alle rijkdom voor zich hield en de bevolking in de kou liet staan. Verder omvatte het neoliberale beleid taksvrijstellingen, privatiseringen, dereguleringen … met alle socio-economische gevolgen van dien.

Geweld, motor van de economie
In het sociaal protest dat erop volgde – met de Civiele Staking van 1977 als mijlpaal – verenigden studenten, boeren, vakbonden en andere bewegingen zich om het recht op onderwijs, gezondheidszorg, een leefbaar loon, landhervorming… op te eisen. Dit protest werd bloedig onderdrukt door de machthebbers. Het was het begin van een vuile oorlog tegen elke progressieve kracht die zijn stem durft te verheffen en zo de economische belangen van de Colombiaanse elite en de buitenlandse investeerders in gevaar brengt.

De vakbonden lopen vooraan in het vizier. Ze strijden immers tegen maatregelen die werknemers in uitbuiting, onzeker werk, mensonwaardige lonen en onveiligheid duwen. Niet enkel vakbondsleiders worden massaal vermoord. Ook boerenbewegingen, journalisten en politici moeten het bekopen. Zelfs een hele politieke partij, de Unión Patriótica, wordt praktisch uitgeroeid: volgens de Interamerikaanse Commissie voor de Mensenrechten werden tussen 1985 en 1993 1163 van haar leden vermoord.

Dit terreurbeleid wordt uitgevoerd door zowel de ordediensten als de zogenaamde paramilitairen. Deze groepen huurlingen knappen het vuile werk op zoals massamoorden, martelingen, bedreigingen, ontvoeringen, landroof … terwijl de overheid een oogje dichtknijpt. De Colombiaanse bevolking ziet zich gegijzeld in een intern gewapend conflict waarbij ze in de vuurlinie liggen tussen het leger, de paramilitairen en de guerrilla. Want de guerrilla is van haar doel afgeweken: ze wordt gefinancierd door drugshandel en heeft zo een groot aandeel in het aanhouden van het conflict.

Paramilitairen van Chiquita
Een van de meest getroffen organisaties is Fensuagro, de Nationale Vakbondsfederatie van Landarbeiders, een partner van fos. De dodentol bij deze organisatie staat op 1580 vermoorde leden. Zij waren vroeger in de eerste plaats een koepel van boerenorganisaties. Maar veel boeren zijn van hun gronden verdreven en ze zijn noodgedwongen als arbeiders op grote plantages gaan werken.

Daarom heeft Fensuagro nu ook een belangrijke vakbondswerking. Duizenden mensen werken in de teelt van bananen, koffie, bloemen en suikerriet, op de enorme landerijen die in handen zijn van multinationals, zoals Dole en Chiquita Brands. De arbeidsvoorwaarden zijn erbarmelijk: hongerlonen bedragen zo’n 325 per maand en zijn samengesteld uit dag-, uur en stuklonen. De arbeiders werken gemiddeld 10 uur per dag, en 6 dagen op 7. Ze moeten zelf hun gereedschap aankopen. Onderaanneming is schering en inslag: bedrijven stellen andere bedrijven aan om personeel te vinden, tewerk te stellen en te betalen – met alle misbruiken van dien: gesjoemel met de lonen en met het doorstorten van de sociale zekerheidsbijdragen. Zelf hebben ze zogezegd geen band met en dus geen verantwoordelijkheid voor deze werknemers.

Maar niet enkel onderaanneming bemoeilijkt het vakbondswerk. Verschillende bedrijven maken zich schuldig aan het inzetten van paramilitairen om “syndicale oproerkraaiers” uit te schakelen. Zo betaalde Chiquita Brands tussen 1997 en 2004 maar liefst 1.7 miljoen dollar voor dit soort moorden. Het bedrijf werd hiervoor in 2007 veroordeeld. Maar al te vaak komt men met dit soort misdaden gemakkelijk weg. Zo is er de zaak van de “falsos positivos” waarbij boeren werden vermoord en verkleed als guerrillastrijders om zo de statistieken van het leger op te krikken.

Ware ontwikkeling
Fensuagro blijft strijdvaardig opkomen voor de rechten van de boeren en de landarbeiders. Daarbij is het hen niet enkel te doen om betere arbeidsomstandigheden, maar ook om een Colombiaanse samenleving waarin er ware ontwikkeling is en de ongebreidelde uitbuiting van bodem en bevolking ophoudt.

Een niet geringe uitdaging, zeker gezien de ontwikkelingsplannen die de huidige president voor ogen heeft. President Juan Manuel Santos behoort tot een van de invloedrijkste families van Colombia. Hij gaat verder op het spoor van privatisering, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg. Hij wil zorgen voor meer deregulering en zo meer bedrijven en handelspartners aantrekken. Het vrijhandelsakkoord dat met de EU onderhandeld wordt, is daar een voorbeeld van.

Biobrandstofkoorts
Een van de “locomotieven” van zijn ontwikkelingsplan is de energiesector: aardolie, steenkool en… biobrandstoffen. Die worden in Colombia gewonnen uit palmen. Het land is de vijfde grootste exporteur van palmolie ter wereld en de tweede grootste leverancier ervan voor de EU. Onze biobrandstofkoorts heeft serieuze gevolgen aan de overkant van de oceaan.

Pedro Nolasco Présiga, oud-voorzitter van Fensuagro, schetst die gevolgen: “We moeten deze ‘locomotief’ stoppen, want die heeft heel wat mensen van hun land verdreven om er megaprojecten op te zetten zoals de palmplantages. De grond kan al de chemicaliën die gebruikt worden niet aan en wordt onvruchtbaar.” Bovendien is ook de voedselzekerheid van de Colombianen in gevaar, zegt Pedro: “De grootgrondbezitters produceren voor de export en dat dient enkel hun eigen portefeuilles. Rijst, maïs, aardappelen: dat voeren we allemaal in, en waarom? De vijf miljoen verdreven boeren zijn naar de steden getrokken, daar kunnen ze niet voor zichzelf zorgen. Santos spreekt over vooruitgang en ontwikkeling. Welke vooruitgang, welke ontwikkeling? Die van een kleine elite.”

Ook zijn arbeidsomstandigheden in deze palmplantages zeer slecht. Vandaar dat het programma met Fensuagro en fos erop gericht is om de vakbonden in de palmsector te versterken en solidaire banden te creëren met andere sectoren uit de agro-industrie, zowel in Colombia als in de rest van de regio. Een programma dat ook door de Algemene Centrale Antwerpen-Waasland ondersteund wordt. Fensuagro-voorzitter Eberto Diaz: “We moeten alle sectoren oproepen tot eenheid. We hebben geen andere optie. De weg is die van de eenheid, de dialoog, de politieke oplossing en het socialisme. Colombia verdient een ander model dan het neoliberaal model voorgesteld door de locomotieven van Santos. Ik geloof dat de locomotieven van het volk ook aan een opmars bezig zijn.”

Internationale ogen
Eenheid en samenwerking zijn voor Fensuagro letterlijk van levensbelang. Vandaar de samenwerking met internationale organisaties en partners, en nationale platformen die de syndicale sector overstijgen. Ook hun samenwerking met fos en andere buitenlandse organisaties maakt deel uit van die strategie. In België is fos aanwezig in twee netwerken die rond de Colombiaanse zaak werken: de Belgische Coördinatie voor Colombia en het Europese platform Oidhaco. Dit staat voor het Internationaal Bureau voor Mensenrechten – Actie Colombia, een netwerk van 33 Europese organisaties die actief zijn in Colombia en van 4 Colombiaanse koepelorganisaties. Op dit moment zet dit netwerk vooral in op het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Colombia (zie p. 8). Hoe meer internationale ogen gericht zijn op het land, hoe meer gesterkt de partners hun werk zullen kunnen doen.

Colombia heeft al enorm afgezien van het internationaal neoliberalisme. Het is nu meer dan ooit tijd voor een internationaal solidarisme.

Waardig werk of politiek? Of beide?

Vakbonden in Colombia strijden voor méér dan voor betere arbeidsomstandigheden. Ze strijden voor een andere samenleving. In Zimbabwe stond de vakbondskoepel ZCTU, partner van fos, mee aan de wieg van de politieke partij ‘Movement for Democratic Change’.

Veel vakbonden doen aan politiek. Maar vaak krijgen zij – en ook fos – de vraag of dit wel wenselijk is. We legden de vraag voor aan Koen Vlassenroot, professor aan de UGent en coördinator van de Conflict Research Group. “Vakbonden hebben historisch altijd een rol gespeeld in democratiseringsprocessen, denk maar aan de rol van Solidarnosj in Oost-Europa. IJveren voor waardig werk of voor democratisering liggen in elkaars verlengde. Het is in een transparant bestuur dat er een duidelijk kader bestaat om arbeidsvoorwaarden af te dwingen. Democratie is een voorwaarde voor waardig werk.”

Toch kiest fos ervoor om louter het vakbondswerk van deze organisaties te steunen en hun politieke ambities voor hun eigen rekening te laten. Dat heeft niets met koudwatervrees te maken, maar alles met focussen. Professor Vlassenroot legt het belang daarvan uit: “Organisaties moeten in de eerste plaats de rol spelen die ze aankunnen. Dat geldt voor vakbonden, maar ook voor ngo\’s. Ik zie veel organisaties die zich onder allerlei soorten druk “overstretchen”: plots moeten ze zich gaan bezig houden met “peace building”, terwijl ze daarvoor de kennis of expertise niet in huis hebben. Schoenmaker, blijf bij je leest!”
Meer info: onderteken de solidariteistoproep tegen de doodsbedreigingen!