Cubaanse vakbond in tijden van economische actualisering

XXste congres van eenheidsvakbond CTC legt uitdagingen bloot

Op 20 en 21 februari hield de Cubaanse eenheidsvakbond CTC haar XXste congres, dat volledig in het teken stond van de ingrijpende economische actualisering van het land. Met als hamvraag: Hoe dragen de vakbonden bij tot de opbouw van een welvarend en duurzaam socialisme?

LocatieCuba
CategorieNieuws

De veranderingen

Na een aantal vrij oppervlakkige economische maatregelen in 2007 en 2008, werd Cuba vanaf 2009 door de financiële wereldcrisis gedwongen haar sociaaleconomisch model grondig aan de nieuwe realiteit aan te passen. Na een aantal interventies in 2009, met effect op korte termijn en als doel het deficit van het staatsbudget onder controle te krijgen, werden in 2010 algemene richtlijnen voor de actualisering van het model door het parlement goedgekeurd. Het doel is om op middellange termijn de jaarlijkse economische groei van 2 tot 3% aan te zwengelen tot op het niveau van de groei-economieën in Latijns-Amerika (5 tot 7%). Op die manier hoopt men de bestaande kloof tussen de hoge sociale ontwikkeling van het land en haar beperkte economische ontwikkeling – amper voldoende om het sociale bestel in leven te houden – weg te werken. Hierbij kiest de overheid een eigen weg te gaan, in plaats van trajecten gebruikt door andere communistische landen (bv. China, Vietnam, …) of de ex-Oostbloklanden over te nemen. Deze keuze heeft als gevolg dat de veranderingen in Cuba relatief traag verlopen. Het is een proces van experimenteren op kleine schaal om, na grondige evaluatie, de beproefde maatregelen naar het hele land uit te breiden. De reden voor deze voorzichtige aanpak is het vermijden van nefaste ingrepen die het socialistische model als geheel in gevaar brengen. In de internationale pers zijn de meest gekende ingrepen deze die gericht zijn op het stimuleren van de privésector. Momenteel werkt ongeveer 20% van de actieve bevolking niet meer in staatsdienst, tegenover amper 5% in 2009.

Op conceptueel vlak zijn de meest ingrijpende vernieuwingen de mogelijkheid tot het aanwerven van arbeidskrachten door zelfstandigen en het toelaten van onbeperkte handelsrelaties tussen de staatsbedrijven en de privésector. De eerste maatregel veronderstelt de impliciete erkenning van kapitalistische privébedrijven, met als inherent gevaar de uitbuiting van haar werknemers. Deze maatregel werd door de bevolking zonder veel omstoot aanvaard. De invoering van de tweede opening naar een meer marktgerichte economie verloopt minder vlot en stoot op weerstand vanwege de staatsbedrijven die de privésector terecht als concurrent beschouwen. In 2014 staat de herstructurering van het beheermodel van de staatsbedrijven op het programma. Ze gaat in de richting van meer autonomie tegenover het centrale bestuur, zonder echter in arbeidersbeheer uit te monden. Ook de opvolging van de experimentele coöperaties in de industriële- en dienstensector is uitermate belangrijk om te weten of ze in Cuba een leefbare en relevante optie zijn. Op middellange termijn moet werk gemaakt worden van de herwaardering van de lonen en het afbouwen van het dubbele muntsysteem.

Het is duidelijk dat er een diepgaande en complexe aanpassing van het socio-economische model ingezet werd. De staat laat de kleinere bedrijven in handen van de privésector en behoudt de grote en middelgrote bedrijven. De markt wordt minder gestuurd door de staat, vraag en aanbod bepalen steeds meer de prijs van heel wat producten en diensten. De staatsbedrijven krijgen kansen om efficiënter te werken en de samenwerking maar ook concurrentiestrijd met de privésector aan te gaan. De vernieuwing van de aftandse productie-infrastructuur wordt voornamelijk gefinancierd door budgetten die vrijkomen door het verminderen van de import, het afslanken van het overheidsbestuur en de omschakeling van universele subsidies voor de bevolking naar meer individuele subsidies. Maar zonder het aantrekken van buitenlandse investeringen zal de vernieuwing van de infrastructuur niet voldoende zijn. Een nieuwe wet voor buitenlandse investeringen is in aanmaak en nieuwe vrijhandelszones worden opgericht.

Het ontwikkelingsproces werd opgestart en de eerste aanpassingen ingevoerd maar een aantal cruciale vragen blijven onbeantwoord. Wat bedoelt men concreet met de fundamentele productiemiddelen die in handen van de staat blijven? Hoe zal de staat het sociale eigendom efficiënt beheren? Waar trekt men in de economie de krijtlijn tussen het collectieve en het private? Wie regelt de concurrentie tussen staatsbedrijven, privébedrijven en coöperatieven? Wat betekent in Cuba welvarend zijn?

Het is evident dat het een complex en dynamisch proces betreft waarvan de uiteindelijke afloop helemaal nog niet duidelijk is.

Rol van de vakbonden

Deze veranderende sociale, economische en politieke context betekent natuurlijk een hele uitdaging voor de Cubaanse vakbonden, waarvan ruim 95% van de arbeiders lid is. Het twintigste congres van de vakbondskoepel CTC vindt op een uitzonderlijk moment plaats: 2 jaar na het vastleggen van de richtlijnen voor de socio-economische aanpassingen en het nieuwe politieke kader voor de Communistische Partij van Cuba.

De belangrijkste rol van de vakbonden voor de komende jaren ligt uiteraard in de implementatie van de vooropgestelde veranderingen. De arbeiders moeten geïnformeerd, georganiseerd en gemobiliseerd worden zodat ze hun beslissende rol in de uitvoering van de verandering van het socio-economisch model voluit kunnen waarmaken. Zonder evenwel de twee hoofdfuncties van de vakbonden uit het oog te verliezen, namelijk het syndicaliseren van de arbeiders en hun leden vertegenwoordigen en hun rechten tegenover de bedrijfsadministratie verdedigen.

Men kan niet stellen dat de strategie voor de sociaaleconomische aanpassingen door de arbeidersbeweging aangestuurd werd. Maar de Cubaanse regering heeft de voorbije jaren de belangrijkste en fundamentele veranderingen ter consultatie aan de vakbonden voorgelegd. De wetsvoorstellen voor de algemene richtlijnen ter actualisering van het socio-economische model en de nieuwe arbeidswet werden beiden door bijna alle syndicale secties geanalyseerd met als doel verbeteringen aan te brengen. De vakbonden stonden in voor de organisatie van deze massale consultatie en de verwerking van alle opmerkingen.

Een heikel punt voor de vakbonden is enerzijds de door de overheid verwachte verhoging van de productiviteit en anderzijds de hoogdringende nood bij de arbeiders aan een herwaardering van hun lonen. Het huidige gemiddelde nationale loon is te laag, het laat amper toe aan de basisbehoeften te voldoen. De gezinnen die enkel een staatsloon ontvangen geven 80% van hun budget aan voedsel uit. De constante stijging van de voedselprijzen de voorbije 2 jaren maakt de situatie nog prangender.

Bovendien is de differentiatie tussen de lonenschalen beperkt en houden ze weinig rekening met de verantwoordelijkheidsgraad, de complexiteit, de werklast van de verschillende jobs. Ter compensatie bestaat een hele lijst van bonussen die echter zonder veel coherentie toegestaan worden. Met als resultaat dat vooral sectoren met inkomsten in harde deviezen aantrekkelijk zijn en er een scheefgetrokken relatie ontstaat tussen het opleidingsniveau en het salaris. Deze situatie is natuurlijk niet bevorderend voor de arbeidsmotivatie en –ethiek. Vele arbeiders zoeken hun heil in illegale activiteiten op de werkvloer, waardoor de productiviteit en de kwaliteit nog meer naar beneden gaan. De nieuwe loonsystemen, met inbegrip van stukloon, die de lonen aan de gepresteerde resultaten binden, blijken niet in een spectaculaire verhoging van de productiviteit uit te monden, amper 1 tot 2% per jaar. Zorgwekkend, want de Cubaanse arbeidsnormen liggen beduidend lager dan in de omliggende ontwikkelingslanden. De productiviteit blijft dan ook ontoereikend om tot een stevige economische groei te komen. De overheid stelt dat de stijging van de lonen afhangt van een aantal te vervullen voorwaarden: wegwerken van de ondertewerkstelling in de overheidssector, verhoging van de productiviteit, verdwijnen van het dubbele muntsysteem, efficiëntere aanwending van de beschikbare productiemiddelen, verminderen van de import, enz. De vraag is of deze logica aan te houden is.

Een tweede uitdaging voor de vakbonden is het inspelen op de noden van de arbeiders in de privésector. De vakbonden zijn er in geslaagd om ongeveer 75% van de personen werkzaam in de privésector te syndicaliseren. Ze gaan hierbij heel proactief te werk, elke persoon die een vergunning voor zelfstandige arbeid ontvangt wordt persoonlijk aangesproken. De moeilijkheid ligt in het herkennen van de specifieke bijstand die deze nieuwe leden verwachten. Het is niet evident voor vakbonden die jarenlang uitsluitend arbeiders in staatsdienst als leden hadden om nu zelfstandige arbeiders op te nemen. Het aansluiten van privéwerkgevers en zelfstandige arbeiders in eenzelfde vakbond, zonder dat er een wettelijk kader bestaat dat hen onderscheidt, maakt de bescherming van de zelfstandige arbeiders moeilijk. De vakbonden zijn zich van deze situatie bewust en werken aan een voorstel om dit recht te zetten.

Om hun rol in het vernieuwingsproces naar voldoening waar te nemen, zijn de vakbonden in eerste instantie zelf aan een mentaliteitsverandering van hun kaderpersoneel toe. De toepassing van de maatregelen, die het afstappen van een strak door de staat beheerde economie betekenen, vergt voor heel wat oudere vakbondsmensen een hele mentale inspanning. Bovendien moeten de vakbondsleiders van hun soms te bureaucratische en onverschillige houding afstappen. Direct contact met de basis is een must. Het is cruciaal tijdens het proces een goede feedback vanop de werkvloer te krijgen om indien nodig tijdig bij te sturen. Rekening houdende met het feit dat jongeren meer voor vernieuwing openstaan werd in de aanloop naar het congres 40% van de vakbondsafgevaardigden vervangen en is 17% nu jonger dan dertig jaar.

Cuba stapt van haar kortzichtige overlevingseconomie af en mikt op een duurzame verhoging van haar welvaart met behoud van het socialisme. Dit doel is uitsluitend te realiseren dankzij de inspanning van de Cubaanse arbeiders. Het is aan de vakbonden om de arbeiders hierop voor te bereiden, ze te begeleiden in dit nog vrij onduidelijke ontwikkelingsproces en er over te waken dat de sociale voordelen ten gunste van de arbeiders niet uitgehold worden.