We hadden een kort gesprek met hen over de pas overleden Fidel Castro, de evoluerende bouwsector en de vakbond.
“Toen Raúl op vrijdag 25 november ’s avonds de dood van Fidel Castro aankondigde, waren we verrast en voelden we ons allen triest”, zo begint Mercedes. De volgende dag werd het lichaam van Fidel reeds gecremeerd. De maandag en dinsdag daarop konden de inwoners van Havana Fidel voor een laatste maal gaan groeten.
'Fidel leeft verder in ons'
De dagen erop volgde de urne dezelfde weg van de overwinningstocht van Fidel tussen Santiago de Cuba en Havana in januari 1959, maar dan in omgekeerde richting. Op 3 december kwam de urne in Santiago de Cuba toe.
“Ik was ingeschakeld om het goede verloop op het Plein van de Revolutie te garanderen. Wat me vooral trof was het diepe respect en de trouw aan de revolutie die de jongeren en de studenten toonden”, aldus Ramón. “Voor ons is Fidel niet dood; hij leeft verder in elke Cubaan; wij dragen de erfenis van Fidel in ons”.
Een nieuwe economische impuls
“Wie denkt dat met het verdwijnen van Fidel Cuba zal veranderen, heeft het verkeerd. Wij werken nu verder aan een optimalisatie van ons sociaaleconomisch model, maar het zal altijd socialistisch blijven”, luidt het eenstemmig uit de monden van Mercedes en Ramón.
Hierin past het aantrekken van buitenlandse investeringen en de nieuwe beheersvorm van de niet-overheidsbedrijven. Zelfstandige ondernemers en coöperatieven hebben nu een eigen wettelijk statuut gekregen, met behoud van toegang tot gezondheid en sociale zekerheid voor de werknemers.
Wat de bouwsector betreft, ziet de Cubaanse delegatie een duidelijke rolverdeling. De zelfstandige bouwbedrijven kunnen gemakkelijker inspelen op de sociale noden van de bevolking bij de bouw van woningen, het aanleggen van parkjes en openbare voorzieningen in de gemeente. De overheidsbedrijven richten zich meer op bouwprojecten van macro-economisch belang, zoals hospitalen, industriële en toeristische infrastructuurwerken.
Overheidsbedrijven onder druk
“We zien echt wel dat deze maatregelen de economie een nieuwe impuls heeft gegeven”. Ramón legt uit hoe ook de overheidsbedrijven nu een grote inspanning doen om de productie op te voeren. Vandaag zijn de bedrijven ten volle verantwoordelijk voor de eigen rendabiliteit; de overheid past niet meer zoals voorheen de verliezen bij. Al wat ze meer produceren dan wat de overheid contractueel afneemt, kunnen zij vrij op de markt brengen en dat zorgt voor extra winst die onder de werknemers kan verdeeld worden.
Met de nieuwe richtlijnen beschikken de overheidsbedrijven nu zelf over 50% van de winst, waar het voorheen slechts 20% was. Daarmee krijgt het bedrijf veel meer ruimte om te investeren in een nieuw machinepark of om de lonen op te trekken. In de bouwsector verdient een arbeider in een overheidsbedrijf gemiddeld 2.000 nationale pesos (83 dollar), een pak meer dan het nationale gemiddelde van 650 pesos.
Die mooie lonen in de overheidsbedrijven kunnen niet verhullen dat zij onder grote druk staan. Een bouwvakker in privé-bedrijf verdient tot 7.000 pesos, ruim drie keer meer dus. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een groot verloop is van werknemers naar de privé. “Dat is een grote uitdaging voor onze sector”, weten Mercedes en Ramón. “Elk bouwbedrijf heeft een eigen opleidingsprogramma om nieuwe werknemers op te leiden of anderen bij te scholen. Maar zolang de loonverschillen zo groot blijven, blijft het probleem. Daarom ligt de oplossing erin om de overheidsbedrijven nog productiever en competitiever te maken”.
Coöperatieve Veranes
Een tussenoplossing ligt misschien wel bij de coöperatieven, een samenwerkingsverband dat de overheid graag stimuleert. Ramón wordt enthousiast als hij de werking van de bouwcoöperatieve Veranes toelicht.
Toen de overheid drie jaar geleden het juridisch kader voor een niet-landbouw coöperatieve goedkeurde richtte schrijnwerker Veranes samen met 34 kompanen de coöperatieve op die zijn naam draagt. Vandaag telt de coöperatieve 123 leden. In Santiago de Cuba heeft de coöperatieve een goede naam verworven omwille van de kwaliteit van het geleverde werk. Ramón somt vervolgens de reeds opgeleverde werven op: het museum Tomás Romay, de Universidad de Oriente, het Hospital Provincial, de overheidsbakkerijen, enz. Na de doortocht van de orkaan Sandy herstelde de coöperatieve verschillende beschadigde huizen van particulieren.
De leden vergaderen maandelijks voor de bespreking van de werkplannen, de financiële toestand en de interne organisatie. De coöperatieve draait goed, zowel financieel als organisatorisch. Dat blijkt niet alleen uit de lonen die schommelen tussen de 3.000 en 5.000 pesos. Bovendien zijn alle leden aangesloten bij de vakbond van de bouw SNTC.
Dit artikel is geschreven door Wim Leysen en verscheen eerder op de website van de Algemene Centrale-ABVV