Doorbraak in de samenwerking tussen Israëlische en Palestijnse vakbonden

Begin augustus bereikten de Palestijnse vakbondskoepel PGFTU, partner van fos, en de Israëlische nationale vakbond Histadrut een akkoord. Het gaat in feite om de herbevestiging van een akkoord dat reeds in 1995 werd afgesloten, maar nooit werd uitgevoerd. Projectcoördinator Atef Saed is opgetogen en hoopt dat het een doorbraak is naar verdere samenwerking.

Bewegingsvrijheid beperkt
Het akkoord handelt over de bescherming van de rechten van Palestijnse werknemers in dienst bij Israëlische werkgevers. Naar schatting zijn er momenteel zo’n 20.000 Palestijnen legaal in Israël aan de slag. Vijftien jaar geleden lag dit aantal nog drie tot vier keer hoger, maar sinds 1995 is de bewegingsvrijheid van Palestijnse arbeiders strikt beperkt en zijn hun mogelijkheden om in Israël te werken verkleind. Wie aan de slag wil heeft een militaire vergunning nodig en Israëlische werkgevers krijgen quota opgelegd over het aantal Palestijnen dat ze mogen tewerkstellen.

Tussen wal en schip
Een belangrijk aspect binnen het hernieuwde akkoord tussen de Israëlische en Palestijnse vakbonden is dat Histadrut de bijdragen die jarenlang door de Palestijnse werknemers werden betaald voor vakbondsvertegenwoordiging en juridische bijstand terugstort aan PGFTU. Deze bijstand kregen zij immers niet. De Israëlische vakbond voelde zich niet bevoegd voor bijstandverlening aan Palestijnse werknemers in haar gebied, PGFTU had hier nauwelijks de middelen voor. De werknemers zelf vielen tussen wal en schip. In de toekomst toe zal minstens de helft van de vakbondsbijdrages van Palestijnse werknemers doorgestort worden naar PGFTU, om zo beide bonden in staat te stellen diensten aan te bieden aan de werknemers.

Stappen naar solidariteit
Niet alleen deze rechtmatige verdeling van de gelden is belangrijk, ook de verklaarde intentie om samen te werken en gezamenlijke mechanismen op te stellen om klachten beter op te volgen vormt een belangrijke stap naar solidariteit tussen beide vakbonden, in het voordeel van de werknemers. Over de uitvoering van het akkoord zal een comité waken dat wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van beide vakbonden.

“Dankzij internationale druk”
fos werkt sinds 2006 samen met de petrochemische sector van PGFTU. In samenwerking met de Algemene Centrale van het ABVV wordt steun geleverd aan het uitbouwen en versterken van de interne structuur van deze vakbond. We vroegen een reactie van Atef Saed, de projectcoördinator ter plaatse.

Atef is opgetogen over het herbevestigen van het akkoord: “Waardig werk vormt een fundament van politieke en economische rechtvaardigheid, en met dit akkoord zijn we in staat om meer aandacht te besteden aan het aanpakken van de economische malaise en om een grotere rol te spelen in het uitbouwen van een sterke en rechtvaardige Palestijnse staat.”

Wat maakt het akkoord anders dan het eerdere akkoord van 1995? En belangrijker: wat garandeert dat het akkoord deze keer wel opgevolgd zal worden? Atef benadrukt resoluut de belangrijke rol die internationale druk heeft gespeeld in het eindelijk nakomen van het akkoord. De herbevestiging van het akkoord is immers tot stand gekomen onder bemiddeling van het ITUC (Internationaal Vakverbond), waar beide vakbonden lid van zijn. Net zoals het afsluiten van het akkoord onder bemiddeling en een zekere druk gebeurde, moet volgens Atef ook de uitvoering ervan de blijvende aandacht krijgen van de internationale vakbondswereld. Hij vraagt dan ook een blijvende internationale waakzaamheid, in de vorm van nauwe opvolging van het werk van het gezamenlijk comité of zelfs de aanstelling van een speciale vertegenwoordiger vanuit het ITUC om het akkoord te blijven opvolgen.

Slag in het gezicht
Door het herbevestigen van het akkoord werd een deur opengezet voor een betere verstandhouding. Nauwelijks enkele weken later werd er echter weer een andere deur gesloten. In het Israëlisch parlement ligt immers een wetsvoorstel op tafel om een extra, jaarlijkse belasting te heffen op elke Palestijnse werknemer tewerkgesteld in de Israëlische bouwsector. Het voorstel gaat uit van het Ministerie van Financiën, dat hiermee het aanwerven van Palestijnse werkkrachten onaantrekkelijk wil maken en de plaatsen wil opvullen met (enkel) Israëlische werkzoekenden. Voor de Palestijnse economie, die met hoge werkloosheidscijfers kampt, opnieuw een slag in het gezicht. Eén stap vooruit, en weer een stap naar achter?