Martha uit Ecuador is landarbeider. Haar leven liep niet van een leien dakje. Ze moest afhaken op school en kwam op 17-jarige leeftijd samen met haar ouders op de abacaplantages terecht. Dagelijks sorteert ze de bananenplanten met stevige vezels die voor tal van doeleinden gebruikt kunnen worden. Haar vier kinderen gaan waarschijnlijk ook eenzelfde toekomst tegemoet. Twee van hen, Sofia en Lorena, gaan intussen niet meer naar school en helpen haar al op het veld.
Een dag in haar leven gaat als volgt. De wekker gaat al om 4 uur ’s ochtends. Samen met met haar twee dochters bereidt ze de maaltijden voor de abaca-arbeiders. Om zes uur vertrekken haar echtgenoot en studerende kinderen. Een uurtje later gaan Martha en haar dochters aan het werk. Met vermoeide ogen drogen en ordenen ze de fijngekapte abaca. Bij wijze van pauzes mogen ze vier keer de maaltijden voor de arbeiders en hun families voorzien. Tegen valavond vertrekt ze huiswaarts waar ze met kaarslicht het huis op orde mag brengen. Rond 21 uur zit de dag erop, doodvermoeid zoekt ze haar bed op. Geen leuk uitje met vriendinnen, geen yogales, geen ontspannende tv-avond…
Kapitalisme? Uitbuiting
De productieketen van abaca vindt plaats volgens een klassiek recept. De eigenaar van de haciënda, zeg maar het landgoed van de plantage, werkt samen met een soort huurder. Deze persoon organiseert en coördineert het werk. De arbeiders die deze inschakelt verdienen gemiddeld zo’n 240 dollar per maand. Iemand als Martha, die de plant droogt, moet het redden met 200 dollar. De uitbater krijgt per kilo abacavezels 700 dollar, betaald door de eigenaar van de haciënda. Op de markt stijgt de prijs makkelijk tot 3000 dollar per kilo.
De werk- en levensomstandigheden zijn naar goede kapitalistische traditie vreselijk. Sommige landarbeiders leven op de haciënda, anderen in nabijgelegen steden. In de haciënda huren sommigen een kamertje, zonder toilet, zonder drinkbaar water en zelfs geen licht. Dikwijls wonen er hele families met tot acht mensen samen.
Martha werkt voor het bedrijf Furokawa. Het bestaat uit 32 haciëndas, die 23 000 hectaren abaca verwerken. Furokawa werd tal van keren gedagvaard door de uitgebuite arbeiders, zonder succes. Maar eind 2018 ging de bal aan het rollen dankzij de artikels van enkele digitale kranten en sociale organisaties.
Furokawa
Furokawa is een Ecuadoraans bedrijf gesteund door Japans kapitaal. Het is de belangrijkste exporteur van abaca in Ecuador, goed voor een marktaandeel van 70%. De belangrijkste inkopers zijn de Filipijnen, de Europese Unie en China. Qua arbeidsrechten en -omstandigheden heeft het bedrijf een lagere status dan op economisch vlak. Werkkampen zonder elektriciteit, water of toilet, arbeiders zonder sociale zekerheid, lonen beneden het nationale minimumloon van 394 dollar, geen vakantie, geen degelijk werkmateriaal… Arbeidsongevallen zijn bij de multinational eerder regel dan uitzondering. Het hoog aantal ex-arbeiders met ontbrekende ledematen zijn daarvan het bewijs.
Het bedrijf hanteert een systeem van moderne slavernij. Iedere aanklacht wordt beantwoord met ontslag, iedere vorm van werknemersorganisatie wordt meteen neergeslagen. En intussen schendt het bedrijf internationale wetgeving door het toelaten van kinderarbeid.
De arbeiders willen dat het misbruik stopt. Het aantal klachten ingediend tegen Furokawa loopt ondertussen op tot 80. Het Ecuadoraans ministerie van Arbeid bezocht al meerdere malen het bedrijf en kent hun kwalijke reputatie. Toch verandert er niets.
De laatste klacht van eind 2018 leidde tot een bezoek van de Nationale Ombudsman, die een dodelijk rapport neerpende. Het ministerie van Arbeid reageerde vervolgens met de tijdelijke sluiting van verschillende van de haciënda’s en een boete van 42 800 dollar. De situatie voor de arbeiders uit die haciënda’s is rampzalig. Ze hebben geen werk, geen inkomen, geen geld. Tot vandaag reageerde de Ecuadoraanse regering niet. Er werd nog geen dollar schadevergoeding betaald voor het misbruik en de geleden schade. De Ecuadoraanse regering doet gewoonweg niets.
Vrijhandel ten dienste van sommigen
Ecuador tekende in 2016 een vrijhandelsakkoord met de Europese Unie. Verschillende artikels van het akkoord spreken zich nadrukkelijk uit over de naleving van mensen- , milieu- en arbeidsrechten. Het verhaal van Martha bij Furokawa is echter geen uitzondering. Het is hetzelfde verhaal van families die actief zijn in de bananensector, op de suikerrietvelden of in de bloemkwekerijen. Allemaal basisproducten die hun weg vinden naar Westerse landen.
Verschillende organisaties nemen het op voor de arbeiders van Furokawa. Zo probeert gezondheidsorganisatie Donum, een organisatie waar FOS mee samenwerkt in Ecuador, de druk op te voeren. Ook de Ecuadoraanse organisatie CDES, die samenwerkt met het Belgische 11.11.11, volgt de situatie op de voet. Maar de strijd tegen uitbuiting kan je niet zomaar winnen. Europa sluit de ogen en is zo medeplichtig. Europese organisaties hebben daarom een rol te spelen, maar ook Europese consumenten. Recent hebben de abaca-arbeiders ondanks alle risico’s zich georganiseerd in de Asociación Esperanza de un Nuevo Amanecer. Maar ze hebben de hulp van iedereen nodig, want dit is een internationale strijd!