De informele economie lijkt een probleem van het Zuiden. Is er in België dan geen informele economie?
“Natuurlijk bestaat het ook bij ons. Zo spreken we bijvoorbeeld over zwart werk. Wij noemen het zwart omdat het niet onder regelgeving valt. Een zwartwerker betaalt geen sociale bijdrage, maar krijgt geen sociale zekerheid en geen bescherming via het arbeidsrecht. Een bekend voorbeeld is dat van de au pairs. Er is heel wat huishoudpersoneel dat op vaste dagen extra uren klopt om voor de kinderen te zorgen. Het gezinshoofd vraagt dat vaak zonder dat daar een loon of aangepast contract tegenover staat. Ook vrijwilligerswerk is een vorm van zwart werk. Denk maar aan mantelzorgers of vrijwilligers die een handje toesteken in een bejaardentehuis. Een ander voorbeeld zijn mensen die deel uitmaken van een deeleconomie. Via internet doen ze dan gratis klusjes voor elkaar in ruil voor een maaltijd of een kinderoppas. Vrijwilligers kiezen er wel zelf voor om informeel te werken en niet vanuit achterstelling of andere problematieken. Dat is natuurlijk een groot verschil”
Werkt men in België zwart omdat formeel werk niet genoeg verdient of doet men het om belastingen te ontwijken?
“Het is moeilijk om daar een eenduidig antwoord op te geven. Mensen met vast werk hebben in België gemakkelijker toegang tot zwart werk. Als je een job hebt is het niet moeilijk om na je uren nog wat door te werken zonder belastingen te betalen. Maar er zijn veel mensen die zwart werken omdat ze werkeloos zijn. Voor hen is het de enige manier om geld te verdienen. Het idee dat je met belastingverlaging zwart werk tegengaat blijkt ook niet te kloppen. Hoe verklaar je anders dat in landen zoals Denemarken, waar er toch heel hoge belastingen zijn, amper zwart werk bestaat? In België werkt een combinatie van economische, sociologische en culturele factoren zwart werk in de hand.”
Dan is er ook nog de informalisering van arbeid. In België spreekt de politiek er niet echt over, maar er is nochtans wel meer en meer flexibilisering op de arbeidsmarkt.
“Dat klopt. Informalisering van arbeid is een proces dat je erg ruim kan invullen, zowel positief als negatief. Het feit dat werknemers steeds minder zekerheid hebben in hun leven omdat ze op onregelmatige uren moeten werken is zo’n een negatief aspect. Als je eist dat mensen flexibeler werken voor hetzelfde loon, zet je de manier waarop ze leven onder druk. De regering heeft bijvoorbeeld onlangs beslist om nachtwerk in pakjesbedrijven toe te laten. Hierdoor moeten de werknemers hun levensritme volledig omgooien zonder dat daar een eerlijke tegemoetkoming tegenover staat. Flexibilisering kan nochtans positief zijn. Zoals de mogelijk voor een werknemer om een jaar bij te studeren en zichzelf verder te ontwikkelen. Een ander voorbeeld zijn de glijdende uren. Waarom zou een werknemer op vrijdag niet vroeger naar huis mogen gaan om voor zijn kinderen te zorgen als hij de hele week extra hard heeft gewerkt?”
Die positieve vormen van flexibilisering staan vandaag toch steeds meer onder druk?
“In België holt men de rechten van werknemers uit omdat er geen alternatief zou zijn. We zouden moeten inboeten om onze concurrentiepositie ten opzichte van de buurlanden te handhaven. Die redenering gaat ervan uit dat de mens ondergeschikt is aan de economie. Bovendien is de stelling intellectueel oneerlijk. Hadden we 100 jaar geleden dat argument ook gebruikt, dan gingen onze kinderen niet naar de scholen maar naar de fabrieken. Als samenleving hebben we besloten dat de economie in functie van de mens staat en niet omgekeerd. We kunnen opnieuw zo’n beslissing nemen, maar dan over de negatieve vormen van flexibilisering.
Welke combinatie van maatregelen zijn volgens jou nodig om de informele economie aan te pakken?
“Je moet enerzijds inzetten op de formalisering van de informele economie. In België moeten we dringend meer zwart werk wit maken. Zo waren de dienstencheques een goede aanpak. We weten dat het systeem niet perfect is, maar het was al bij al een succes. Door de cheques konden een grote groep Belgische arbeiders sociale zekerheid opbouwen. Anderzijds moeten we ook erkennen dat informeel werk een maatschappelijk nut heeft. Een basisinkomen zou ervoor kunnen zorgen dat we vaker vrijwilligerswerk doen of duurzamer samenleven door gebruik te maken van deel economieën. Informeel werk zal altijd blijven bestaan en voor een deel is dat zelfs wenselijk. Als je alles formaliseert haal je de warmte uit de samenleving. Het is belangrijk dat mensen altijd een vrije keuze hebben om informeel te kúnnen werken, maar dan met een sterke wettelijke omkadering. Tenslotte moet er, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie ook aangeeft, een goede publieke dienstverlening zijn. Een goede publieke gezondheidszorg zal er voor zorgen dat mensen in de informaliteit toch toegang hebben tot kwalitatieve zorg!”
Lees meer over informeel werk in onze FOSFOR (nummer 2, 2015).