Sinds de blokkade – die het onmogelijk maakt om grondstoffen in te voeren en producten uit te voeren – ging 95 procent van de private sector in de Gazastrook failliet. Voornamelijk de landbouw, de bouw en industrie hebben zwaar te lijden onder het gebrek aan grondstoffen. Het Palestijnse Handelscentrum (PALTRADE) berekende dat door deze faillissementen 60 procent van de jobs in de Gazastrook verdwenen. De werkloosheid in Gaza wordt momenteel door de Internationale Arbeidsorganisatie geschat op een kleine 40 procent en treft jongeren tussen 15 en 25 jaar het hardst. Meer dan de helft van de jongeren in de Gazastrook zijn werkloos.
Door een gebrek aan formele economische groei als gevolg van de blokkade, ziet fos-partner Democracy and Workers Rights Centre (DWRC) nieuwe jobs opduiken. Al deze jobs hebben dezelfde eigenschappen: ze zijn fysiek zwaar en extreem gevaarlijk. Een voorbeeld van een nieuwe job is het recycleren van brokstukken na de militaire aanvallen aan de grens of de zogenaamde “no-go”-zones nabij de muur. Volgens getuigenissen van DWRC in Gaza worden meer en meer kinderen tewerkgesteld. Zo is er het voorbeeld van de elfjarige Raed die voor 70 Shekels (14 euro) per week in een garage werkt om auto’s te herstellen. Moussa, 13 jaar, werkt als voddenman. Hij verzamelt plastiek, koper of aluminiumafval en herbruikbare bakstenen langs de muur. Hij wordt per kilo betaald en komt zo per dag aan 5 tot 8 Shekels (1 tot 1,5 euro).
Tunnels
Als antwoord op de blokkade worden er tunnels tot in Egypte gegraven om producten binnen Gaza te smokkelen. Het graven en onderhoud van deze naar schatting meer dan 1.000 tunnels voorzien ongeveer 70.000 arbeiders van werk. Van arbeidsrechten is geen sprake en ook hier is kinderarbeid niet uitzonderlijk. Door de komst van de tunnels steeg de jaarlijkse handel tussen Gaza en Egypte van 30 naar 670 miljoen dollar. Hier tegenover staat een daling van de handel tussen Israël en Gaza van 1,2 miljard naar 200 miljoen dollar per jaar.
Na de internationale afkeuring van de aanval van het Israëlische leger op zes schepen met hulpgoederen voor Gaza eind mei, versoepelde Israël de blokkade. Sindsdien is het eenvoudiger geworden om via andere wegen dan de tunnels de winkels in Gaza te bevoorraden met (verse) producten. Alleen zien vele arbeiders en hun families al dat fruit, eten en kledij wel, maar kunnen ze deze niet kopen omdat hun inkomen weggevallen is.
Extreme armoede
De bevolking in Gazastrook leeft al decennia in extreme armoede en er is voorlopig geen vooruitzicht op economische verbetering. Ironisch genoeg is het leven in Gaza harder voor de lokale inwoners dan voor de vluchtelingen, omdat deze laatsten voedselpakketten, onderwijs en ziekteverzorging ontvangen van UNWRA, de hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen van de Verenigde Naties.
Ook psychologisch valt het leven de inwoners van Gaza zwaar. Niemand heeft zekerheid wat de volgende dag of zelfs minuut zal brengen. Bovenop de armoede zijn er de levensbedreigingen, zowel van buiten (Israëlische bombardementen) als binnen Gaza (vanwege de tweestrijd tussen Hamas en Fatah militie).
De inzet van de Europese en internationale gemeenschap mag zich om deze redenen niet beperken tot voedselhulp. De Israëlische blokkade van Gaza is een collectieve bestraffing van de burgerbevolking en illegaal volgens het internationaal recht. Anderhalf miljoen Palestijnen zijn voor het vierde jaar op rij veroordeeld tot een nagenoeg volledig isolement. DWRC wil een stem geven aan de Palestijnse arbeiders in de Gazastrook. Zij willen geen hulp maar werk.
Een waardig inkomen verwerven en op die manier je gezin een waardig leven bieden, is een basisrecht. De volledige internationale gemeenschap is verantwoordelijkheid voor het waarborgen van dit recht, ook als het gaat om de inwoners van Gaza.