Diagnose

Gezondheid: diagnose van een grondrecht

“Gezondheid!”, “Santé!”. We wensen het elkaar steevast toe als we klinken met een glaasje champagne of een pint. Een goede gezondheid is jammer genoeg niet iedereen gegund. Een goede gezondheidszorg daarentegen, zou dat volgens heel wat mensenrechtenverdragen wél moeten zijn.

Ondanks de internationale erkenning van het recht op gezondheid, en de talrijke inspanningen om het recht te verwezenlijken, blijft het in realiteit een verre droom. 1,3 miljard mensen hebben geen toegang tot kwalitatieve en betaalbare gezondheidszorg. Meer dan 2 miljard heeft geen regelmatige toegang tot essentiële basismedicijnen. Jaarlijks komen meer dan 100 miljoen mensen in de armoede terecht door medische kosten. Maar niet alleen in het Zuiden staat de gelijke toegang tot gezondheidszorg onder druk. Ook bij ons evolueren we stilaan naar een gezondheidszorg op twee snelheden: artsen die patiënten enkel willen behandelen als ze een eenpersoonskamer nemen zodat ze hogere honoraria kunnen aanrekenen, patiënten die meer betalen om sneller behandeld te worden…

‘We moeten besparen’

Gezondheidssystemen zijn in vele landen ondergefinancierd. Nationale beleidskeuzes, maar in grote mate ook de ongelijke machtsverhoudingen op het globale niveau zijn de oorzaken. Onder druk van internationale instellingen als de Wereldbank (WB), het IMF, de Wereldhandelsorganisatie en de Europese Centrale Bank, openen overheden wereldwijd hun economie voor buitenlandse investeerders, ook in sectoren als gezondheidszorg. Ze kiezen voor een besparings- of soberheidspolitiek, met dalende publieke uitgaven tot gevolg. In de jaren ’80 en ’90 zorgde de WB met haar Structurele Aanpassingsprogramma’s in vele lage- en middeninkomenslanden reeds voor massale besparingen in publieke gezondheidsuitgaven. Met als gevolg verzwakte publieke gezondheidsdiensten, een belangrijker wordende private sector en hogere kosten voor de patiënt. Dichter bij huis zien we de laatste jaren hetzelfde gebeuren in landen als Griekenland, Portugal en Spanje, waar de Europese Troika de overheden dwong om hun publieke uitgaven fors te verminderen. De gevolgen zijn al duidelijk merkbaar: In Griekenland werden de lonen van artsen in de publieke sector met 25% verlaagd, waardoor de privésector voor velen onder hen aantrekkelijk lonkt. Er is een sterke stijging van het aantal mensen dat zorg nodig heeft, maar die niet kan betalen. Ook in België wordt er bespaard, en moeten patiënten steeds meer uit eigen zak betalen.

Vrijhandel: niet zo vrij als het gaat om medicijnen

Naast overheidsbesparingen, vormen verschillende vrijhandelsakkoorden die onderhandeld worden op aansturen van Europa en de VS een belangrijk gevaar voor een gelijke toegang tot gezondheidszorg voor iedereen. Een van de zaken die erdoor op het spel worden gezet, is de toegang tot betaalbare medicijnen en medische technologie. Dat is nochtans een sleutelfactor in ieder gezondheidsbeleid. De prijs van medicijnen bepaalt of ze toegankelijk zijn voor een grote groep mensen of niet. Maar die prijs, die wordt natuurlijk bepaald door de grote farmaceutische bedrijven, die vooral handelen vanuit een commerciële logica. Martin Shkreli, de toenmalige CEO van een groot Amerikaans farmaceutisch bedrijf, besliste eind 2015 om een medicijn 55 keer zo duur (u leest het goed) te verkopen, gewoon omdat hij dat kon. Dat vele duizenden mensen het geneesmiddel niet meer zullen kunnen kopen, laat hem koud.

Om de prijs van medicijnen te doen dalen, is het op de markt brengen van generische varianten van merkmedicijnen van groot belang. Sinds 1995 zijn de regels over het intellectueel eigendomsrecht voor de leden van de World Trade Organization (WTO) vastgelegd in het TRIPS-akkoord . Patenten bieden farmaceutische bedrijven een monopolie van 20 jaar voor nieuwe medicijnen. Tijdens die periode heeft het bedrijf dus het exclusieve recht om het medicijn op de markt te brengen, voor de prijs die het zelf wenst, zonder enige concurrentie. Eens de 20 jaar verstreken zijn, kunnen generische versies op de markt worden gebracht. Voor het publieke belang is het essentieel dat monopolies en patenten niet oneindig verlengd of vernieuwd kunnen worden en enkel worden toegekend in geval van een echte innovatie. Dankzij tal van nieuwe vrijhandelsakkoorden die buiten de WTO om door Europa en de VS onderhandeld worden zal dat nu net wél gebeuren. Die akkoorden bevatten immers steeds een hoofdstuk dat veel verder gaat dan TRIPS (de zogenaamde TRIPS-plus regels). Ze zorgen voor een verlenging van de patentduur en strengere regels inzake gegevensexclusiviteit. Bovendien voorzien ze meestal in een mechanisme (een investeerder-staatsarbitrage oftewel ISDS) dat het voor bedrijven mogelijk maakt om overheden voor een rechtbank te dagen als zij hun commerciële belangen bedreigd zien. Het spreekt voor zich dat dit alles een serieuze impact zal hebben op de toegang tot medicijnen, vooral in lage- en middeninkomenslanden, waar budgetten voor gezondheid sowieso erg laag zijn en er geen ruimte is voor terugbetaling van dure medicijnen.

Ook bij ons loeren er gevaren om de hoek.

Als het van de machtige Amerikaanse farmaceutische lobby afhangt, zullen in het TTIP (het vrijhandelsakkoord dat momenteel onderhandeld wordt tussen de VS en Europa) harmoniseringsregels worden opgenomen die de toekenning van patenten gemakkelijker maken. Dat betekent meer patenten, minder generische medicijnen en hogere prijzen voor nieuwe medicatie en technologieën. De industrie wil daarnaast ook zijn zegje hebben in overheidsbeslissingen over de prijszetting en de terugbetaling van geneesmiddelen. Overheden dreigen de controle over hun eigen uitgaven zo te verliezen.

Kunnen we nog spreken van ‘vrije’ handel? Vrij voor wie eigenlijk?

Men stelt het voor als een opening van de markt, maar in het geval van medicijnen wordt ze net gesloten in het voordeel van de machtige farmaceutische industrie. Publieke dienstverlening wordt dan weer wel overgelaten aan de vrije markt, en niet voldoende afgeschermd. De negatieve gevolgen van een dergelijke commercialisering worden pijnlijk duidelijk in landen als Peru (zie p.6-7).

FOS en haar partners, zowel in het Zuiden als de socialistische partners in België, gaan tegen de heersende neoliberale tendens in, en komen op voor kwalitatieve, betaalbare gezondheidszorg voor iedereen. Gezondheid is een recht en hoort een politieke prioriteit zijn, een waar een verplicht prijskaartje voor de overheid aanhangt. Democratisch verkozen overheden moeten beslissen en waken over de gezondheid van de bevolking, niet de multinationals, commerciële dienstverleners of de farmaceutische industrie. Om het nog maar eens met een veelgebruikte boutade te herhalen: onze gezondheid is niet te koop.

FOS-campagne

FOS voert dit jaar campagne voor ‘sociale bescherming voor iedereen’, samen met de Socialistische Mutualiteiten, Vlaams ABVV en 11.11.11. FOS pleit voor kwalitatieve en toegankelijke gezondheidszorg voor iedereen, overal. Het is immers een basisrecht, voor jong en oud. Zeg ook ‘neen’ tegen de commercialisering van gezondheidszorg. Ga naar solidariteitkanjezien.be, ontdek hoe acteur Maxime De Winne eruit had gezien als hij in Peru was opgegroeid en share het filmpje!