In 2008 voerde de regering een eerste reeks hervormingen door. De Cubanen kregen toegang tot hotels en restaurants die tot dan enkel voor toeristen hun deuren openden. Ze konden ook gsm’s kopen, zij het zeer duur. Deze hervormingen creëerden grote verwachtingen. Maar tijdens zijn toespraak van 26 juli datzelfde jaar kondigde Raúl Castro aan dat er zware tijden te verwachten waren, waardoor de verwachtingen ietwat getemperd werden. Begin 2009 trof de bankencrisis het land heel zwaar en ging het land feitelijk failliet. Cuba had een acuut gebrek aan buitenlandse deviezen en kon moeilijk leningen op korte termijn verkrijgen. Bovendien zakte de prijs van het Cubaans exportproduct bij uitstek, nikkel, op de internationale markt.
De huidige crisis komt op een ogenblik dat de Cubaanse economie zich nog aan het herstellen is van de ‘speciale periode’ op het eind van vorige eeuw. De val van het socialistisch blok leidde tot een groot verlies aan inkomsten en een grote terugval van de landbouw en de economie in het algemeen. In 1996 versterkten de Verenigde Staten bovendien het handelsembargo tegen Cuba, waardoor handelsproducten duurder moesten worden aangekocht en de eigen export bemoeilijkt werd. De economie van het land plooide op zichzelf terug en zakte af tot een overlevingseconomie.
De koopkracht van de bevolking viel terug met 1/5de. De lonen volstaan niet meer om rond te komen en de Cubanen zoeken niet altijd even eerbare alternatieven. Zo nemen werknemers materialen van het werk mee naar huis en verkopen ze op straat. De zwarte markt nam de laatste jaren erge proporties aan en reikt zelfs tot in de hogere kaders. De staatsmedia wijzen erop dat de grootste bedreiging voor de revolutie schuilt in de corruptie.
De crisis bestrijden op korte termijn
In deze context is de regering genoodzaakt om op korte termijn enkele ingrijpende maatregelen te nemen. De energieconsumptie werd fors beperkt door allerlei besparende maatregelen. De buitenlandse deviezen werden een jaar lang vastgehouden. Er werd ook beslist om een herschikking van de arbeidsplaatsen door te voeren, waarbij 1,2 miljoen werknemers moesten afvloeien. De vakbonden begonnen daarop onmiddellijk eerste studies te doen over welke functies konden geschrapt worden. De algemene richtlijn was: 80 % van de werknemers staat in de productie, niet meer dan 20% wijdt zich aan administratief werk. Vrij snel zagen vakbonden en administratie echter in dat die massale herschikkingoperatie niet haalbaar was. Ze werd begin 2010 dan ook stilgelegd.
Structurele maatregelen op lange termijn
Tegelijk groeide het besef dat een fundamentele oplossing pas mogelijk zou zijn, als er ook meer structurele maatregelen om de economie opnieuw gezond te maken genomen zouden worden. De bedrijven van het land werden op een nogal opportunistische manier beheerd en men keek niet verder dan de dag van morgen: hoeveel heb ik vandaag ter beschikking en hoeveel kan ik morgen uitgeven. Het verlies van de bedrijven werd sowieso toch door de overheid gecompenseerd. Het voordeel was dat elke Cubaan werk had; werkloosheid bestond niet. Daar tegenover stond dat de arbeid weinig efficiënt georganiseerd werd. Ter illustratie: de bijdrage van de industrie was slechts voor 10% verantwoordelijk voor de jaarlijkse groei van 3% van de nationale economie. Daarenboven werkte 40% van de actieve bevolking in het onderwijs of de gezondheidszorg, sectoren die door hun aard niet productief zijn. 75% van het voedsel voert Cuba in vanuit het buitenland (voor voeding maakt de VS een uitzondering op het embargo), terwijl de helft van het landbouwareaal niet bebouwd wordt. Deze situatie is nog het gevolg van de monocultuur van suiker, die indertijd aan preferentiële prijzen door het Oostblok werd opgekocht.
300 richtlijnen om de economie meer zuurstof te geven
Kortom, de overheid staat voor de uitdaging om de economie van het land weer gezond te maken, zonder aan de sociale verworvenheden van de revolutie te raken. In april 2011 heeft het congres van de PCC – Communistische Partij van Cuba – 300 richtlijnen besproken en aangenomen om de economie op lange termijn te hervormen. Wat zijn hiervan de belangrijkste componenten?
Arbeidsherschikking doorgevoerd
De arbeidsherschikking wordt doorgezet, maar minder streng en bruusk dan aanvankelijk aangekondigd. In elk bedrijf wordt een 3-koppige commissie opgericht met een vertegenwoordiger van de administratie, van de vakbond én een werknemer rechtstreeks gekozen door zijn/haar collega’s. Deze werkgroep maakt een studie van de nodige arbeidsplaatsen in het bedrijf en werkt een voorstel uit van welke werknemers het best geschikt zijn om deze plaatsen in te nemen. Als algemene regel voor heel het land geldt: 80% van de werknemers staat in de productie, maximaal 20% werkt in de administratie. Aan arbeiders/sters die uit de boot vallen, wordt een alternatieve tewerkstelling aangeboden, binnen of buiten het bedrijf. De grote herstructureringsgolf waarvoor aanvankelijk gevreesd werd, blijft uit. In de bouwsector behield 90% van de werknemers hun job, eventueel wel in een ander bedrijf; 10 % vloeide af naar de privé-sector. Eenzelfde percentage van de werknemers uit de lichte industrie verkoos als zelfstandige te werken.
Stimuleren van de privésector
De overheid stapt af van een 100% tewerkstelling voor alle Cubanen en creëert de mogelijkheid om als zelfstandige te gaan werken. De ‘paladares’ of privérestaurants voor de buitenlandse toeristen waren een eerste experiment. De overheid verleent nu licenties voor 180 beroepsactiviteiten aan personen die voor eigen rekening gaan werken. Heel wat Cubanen maken van deze nieuwe mogelijkheden gebruik, en in feite regelt deze nieuwe richtlijn een reeds jaren bestaande praktijk. Begin 2010 stonden 160.000 zelfstandigen of ‘cuentapropistas’ (wie werkt voor eigen rekening) geregistreerd; in september 2012 was hun aantal reeds gestegen tot 380.000.
Opmerkelijk is dat deze licentie voor heel het territorium van Cuba geldt. De zelfstandigen zijn met andere woorden niet meer gebonden aan hun gemeente om hun beroep uit te oefenen. Wat meer is, deze zelfstandige arbeiders krijgen de toestemming om op hun beurt andere zelfstandige arbeiders aan te werven, en onbeperkt in aantal. Ook de overheidsbedrijven kunnen deze privéondernemers inschakelen. Deze evoluties leiden tot een opmerkelijke situatie. De huidige arbeidswetgeving regelt enkel de verhoudingen tussen werknemers en overheidsbedrijven. Voor de relatie privéondernemer – werknemer bestaat voorlopig geen regelgeving. De werknemer die voor een zelfstandige werkt, wordt volgens de huidige regelgeving ook beschouwd als zelfstandige en zij worden verondersteld onderling afspraken te maken.
Cubanen leren belastingen kennen
Belastingen waren tot voor kort iets dat de Cubanen niet kenden. Hun loon was netto. Nu zelfstandige werknemers op de arbeidsmarkt verschijnen, vindt de overheid het niet meer dan normaal dat deze ook belasting betalen. De wetgeving is hiervoor al uitgewerkt, maar in de praktijk blijken niet alle voorschriften even haalbaar of correct. Een paar maatregelen: maximaal 40% van de onkosten is aftrekbaar. Voor elke tewerkgestelde werknemer betaalt de zelfstandige een bepaald percentage van de loonkosten aan de overheid: 20% voor de eerste, en een toenemend percentage naargelang het aantal werknemers. Deze laatste maatregel moet voorkomen dat zelfstandigen té grote werkgevers worden.
De zelfstandigen worden ook verplicht een bijdrage voor de sociale zekerheid te betalen; gezien onderwijs, gezondheid, sport gratis zijn en blijven, gaat het hier enkel over de pensioenen.
De uitvoering van deze nieuwe richtlijnen kent nog heel wat kinderziektes. Een belastingbrief invullen is volledig nieuw, en de overheid verplicht de belastingbetalers ertoe de brief te laten invullen door een boekhouder.
Gratis sociale voorzieningen kosten ook geld
Sociale voorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs, begrafenis, enz. zijn in Cuba altijd gratis geweest. De overheid maakt nu de zelfkritiek dat ze zich te paternalistisch heeft opgesteld. Gevolg is dat de Cubanen deze sociale dienstverlening vanzelfsprekend vinden, maar dat niemand er bij stil staat dat deze een flinke hap in de begroting vertegenwoordigt. Dat vraagt een mentaliteitsshift. Onderwijs en gezondheidszorg zullen gratis blijven, maar de overheid wil toch een groter beroep doen op de zelfverantwoordelijkheid van de burgers.
Het principe van zelfverantwoordelijkheid geldt ook voor bedrijven. Vroeger werd bij verlies van een bedrijf het tekort door het staatsbudget goedgemaakt. Nu hebben de bedrijven de opdracht om rendabel te draaien; bij verlies dient het bedrijf geherstructureerd te worden of wordt het gesloten. Om de efficiëntie te verhogen werden overigens heel wat kleinere bedrijven samengevoegd tot één grotere bedrijfseenheid.
Het befaamde ‘libreta’ of rantsoenboekje wil de overheid geleidelijk afbouwen. Men stapt af van het subsidiëren van voedsel voor iedereen, naar het garanderen van voeding voor de zwakke bevolkingsgroepen. Bovendien werden maatregelen genomen om de producten die via het rantsoenboekje aan een sterk gesubsidieerde prijs aan iedere Cubaan werden gegarandeerd, nu gemakkelijker op de vrije markt verkrijgbaar te maken.
Nota:
Dit artikel is gebaseerd op een lezing van Yves Van Gijsel, landenvertegenwoordiger van fos-socialistische solidariteit in Cuba, gehouden in Brussel op 16 oktober 2012.
Auteur: Wim Leysens