In juni 2015 buigt jaarlijkse conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zich over de problematiek van de informele economie. Tijdens de conferentie willen werkgevers en werknemers een aanbeveling goedkeuren over het vereiste beleid om het probleem aan te pakken. “Sommigen zeggen dat de aanbeveling die op tafel ligt vooral symbolisch is, maar wij vinden dat er een belangrijke stap wordt gezet”, zegt Luís Rivera, voorzitter van de syndicale federatie van zelfstandige arbeiders ANAVIH.
De Centraal-Amerikaanse vakbonden zijn nochtans vaak ontevreden over de teksten die uit IAO-conferenties voortvloeien. Uit hun ervaring blijkt dat internationale afspraken in Centraal-Amerika moeilijk afdwingbaar zijn en weinig verandering brengen aan de houding van regeringen. “Maar nu is het de eerste keer dat een aanbeveling zich expliciet over informele economie uitspreekt. Zoiets brengt een heus debat op gang”, gaat Luís Rivera verder. Het gaat deze keer dus niet zomaar om een symbolisch document, maar om de ontwikkeling van een visie.
Een andere kijk
Dat het uiteindelijk slechts om een aanbeveling zal gaan, in de plaats van een conventie, geeft aan dat de visie van werkgevers en werknemers op de informele economie sterk uiteenloopt. “Voor ons is het belangrijk dat de IAO erkent mensen in de informele economie werken door een gebrek aan alternatieven. Als er een groot tekort is aan formele arbeidsplaatsen, zijn mensen gedwongen om in de informele economie aan de slag te gaan”, aldus Luís Rivera.
Ook werkgevers willen dat de informele economie formaliseert. Volgens hen concurreren zelfstandige arbeiders in de informele economie op een oneerlijke manier met formele bedrijven. “Ze denken daarom dat scherpere controles door de overheid de enige oplossing zijn. Ze zijn er dan ook van overtuigd dat wij luilakken zijn en dat daarom de enige oplossing is om ons te dwingen om te formaliseren. Dan zouden we pas echt werken. Maar we werken ons nu al kapot om de eindjes aan elkaar te knopen”, legt Luís Rivera uit.
Onvrijwillig informeel
Het verwijt van de werkgeversorganisaties dat informele arbeid een keuze is klopt niet. “Het gros van onze leden zou graag formeel werken, maar er zijn te grote financiële obstakels”, vertelt Francesca Canales, voorzitster van de syndicale federatie FENTAEH. Haar organisatie vertegenwoordigt zelfstandige arbeiders in Honduras, waaronder heel wat straatverkopers. “Voor het grootste deel van hen zou het betalen van belastingen de doodsteek betekenen. Amper tien procent van onze leden is in staat om nog een deel van hun kleine loon af te staan”, gaat ze verder. “Ze blijven daarom noodgedwongen in het informele circuit.“
De voorlopige IAO-tekst hamert op het belang van sociale zekerheid, beroepsvorming en sociale dialoog, zowel bij formele als informele arbeid. “Daarnaast geeft de IAO toe dat sommige werkgevers zelf schuldig zijn aan de groei van de informaliteit. Veel grote bedrijven registreren hun tijdelijke arbeiders niet en dragen geen sociale zekerheidsbijdrage voor hen af. Daardoor stijgt het aantal informele arbeiders”, zegt Francesca Canales.
Een nationaal wetsvoorstel
Informele arbeid staat niet alleen internationaal op de agenda. Vakbonden merkten al langer op dat Hondurese informele arbeiders het hard te verduren hebben. “Nog steeds zijn er gedwongen ontruimingen van verkoopplaatsen. Dat is rampzalig voor de betrokken arbeiders”, vertelt Luís Varela, schoenmaker en vakbondslid van ANAVIH. Het gebrek aan rechten uit zich ook bij ziekte en werkongevallen. “De families van betrokkenen kunnen geen beroep doen op compensatie door de afwezigheid van sociale zekerheid bij informele arbeid.”
Daarom werkten Hondurese vakbonden, met steun van FOS, sinds 2009 aan een eigen nationaal wetsvoorstel voor de informele economie. “Die oefening heeft geholpen om de vakbondsorganisaties te verenigen en om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen”, aldus Luís Varela. Als de wet er komt, zal het een belangrijke uitgangsbasis vormen voor dialoog met lokale en nationale overheidsinstanties. Een van de grote veranderingen is dat men alle onderhandelingen openbaar zal kunnen maken. “Dat zal onze onderhandelingspositie versterken. Op die manier kunnen we de komende jaren meer gewicht in de schaal leggen als er een beleid wordt uitgetekend”, zegt Luís Varela.
Omdat informele economie op het internationale toneel een hot item is, krijgt het nationale voorstel belangrijke rugdekking van CSA, de continentale vakbondsconfederatie van Latijns-Amerika, en het regionale IAO-programma. Door die internationale context wil het nationale ministerie van Arbeid het wetsvoorstel nog dit jaar ter goedkeuring voorleggen aan het parlement en dat ondanks het protest van de Hondurese werkgeversorganisatie COHEP. Toch zal de goedkeuring niet alle problemen in één keer oplossen. “Maar het belangrijkste is dat er beweging is en we zullen sowieso sterker in de schoenen staan tijdens toekomstige onderhandelingen”, besluit Luís Varela.
Lees meer over informele werk in ons FOSFOR-magazine