In de fabriek CUPID bij Masaya Nicaragua, waar Lourdes enkele weken geleden nog peperdure sportbroeken voor bekende kledingmerken fabriceerde, stikt ze nu in een razend tempo mondkapjes in elkaar. Het is behelpen, maar ze heeft meer geluk dan veel naaisters in andere fabrieken die nu zonder inkomsten thuis zitten. Dat sommige confectiefabrieken in Centraal-Amerika zich momenteel in leven houden met de productie van beschermingsitems, onderstreept de ironie en de tragiek die de kledingsector tijdens de coronacrisis doormaakt.
Zwakste schakel
De malaise in de vrijhandelszones in Centraal-Amerika grijpt sinds half maart meer en meer om zich heen. Eerst droogde de invoer van textiel- en benodigde kledingaccesoires op uit China. Daarna werden in de Verenigde Staten de shopping centers gesloten. Samen met de diepe economische recessie, puilden de winkelvoorraden uit en brulden de kledingmerken dat ze voorlopig geen hemd meer wilden afnemen. Intussen waren in de meeste landen in Centraal-Amerika zelf uitgaansverboden afgekondigd wegens het besmettingsgevaar, waardoor het laatste geratel van machines verstomde.
Sinds mei beginnen de productiesectoren te ontwaken uit de quarantaine. Maar in de vrijhandelszones en zeker voor de kledingsector is de malaise nog lang niet voorbij en heerst een zeer onzekere toekomst. Zo heeft meer dan de helft van de 350.000 werknemers in Honduras, Nicaragua, El Salvador en Guatemala te maken met productieopschortingen die misschien wel heel lang zullen duren. De vraag is hoe lang de recessie zal aanhouden en welke gevolgen dat zal hebben voor de investeringen. Sommige producenten zullen definitief hun deuren sluiten. Andere kledingmerken overwegen om productietaken minder uit te besteden.
Hoewel de hele sector lijdt onder de crisis, worden de lasten ongelijk verdeeld. Daar waar de kledingmerken in Europa en de Verenigde Staten kunnen rekenen op forse overheidssteun om hun vel te redden en hun activiteiten na de crisis te herstarten, kunnen de maquilas in Centraal-Amerika geen enkele steun of bescherming verwachten. Hun onzekere productieperspectieven en -inkomsten worden afgewenteld op de arbeiders in de fabrieken. Het gaat voornamelijk om vrouwen die van de ene op de andere dag hun bestaansmogelijkheden verliezen. Zij vormen de zwakste schakel binnen de productieketen.
Geen sociale bescherming
Door haar omvang legt de crisis op onmiskenbare wijze de onmenselijkheid van het model van vrijhandelszones bloot. De maquilaproductie zet in op flexibele uitbesteding van arbeidsintensieve productietaken. Productielanden concurreren met elkaar doorbijvoorbeeld de loonkosten laag te houden, de arbeidswetgeving uit te hollen en de belastingverplichtingen te verminderen.
De kledingmerken zijn multinationale uitbesteders. Ze geven de opdracht aan bedrijven om kleding voor hen te maken en kijken daarbij over de grenzen heen. Zo profiteren ze maximaal van de vrijhandelszones. Ze verdedigen hun beleid met het argument dat ze niets illegaals doen en bovendien bijdragen aan formele arbeid die binnen de productielanden aan alle arbeidswetten voldoen. De coronacrisis laat echter zien dat juist de maquilasector niet in staat is om haar werknemers in een noodsituatie ook maar enige inkomstenbescherming en zekerheid te bieden. Dat was ook voor de vakbonden in de regio een harde confrontatie.
Getuigenis: Arbeiders gestraft voor de gunstmaatregelen voor bedrijven
“Hoewel we als vakbonden veel voor onze leden bereikt hebben, liepen we door de productieopschortingen tegen een harde werkelijkheid aan. Er was niets waar we op konden terugvallen. In de maquilasector is het door de kortlopende arbeidscontracten al jaren de gewoonte om de verplichte ontslagpremies jaarlijks uit te betalen. Werknemers hebben dit geld broodnodig en betalen hiermee hun schulden af.
Het gevolg is dat niemand in de sector iets heeft opgebouwd en we meteen honderden wanhopige leden aan de lijn kregen. Daarnaast kan de sector niet in aanmerking komen voor overheidssteun, omdat de vrijhandelszone nauwelijks belastingen afdraagt. Andere sectoren kunnen veel makkelijker aanspraken maken op overheidsprogramma’s met het argument dat ze jarenlang de overheidskas hebben gefinancierd. We krijgen hiervan nu de rekening gepresenteerd.”
“Er was niets waar we op konden terugvallen.”
Onderhandelen in tijden van corona
Vakbondsorganisaties geven aan dat ook zij, vaak onder druk van hun leden, in één van de valkuilen van het systeem zijn gestapt en zich te weinig bewust waren van de korte termijnvisie die hier achter schuilging. “De meeste werknemers denken niet aan een lange termijn carrière in de maquilasector”, legt Hondurees vakbondsleider Nahum Rodriguez uit. “De arbeidsonzekerheid, de werkdruk, de schulden en bedreigingen van marabendes in hun woongemeenschappen maken dat zij, net als de werkgevers, akkoord gaan dat hun ontslagpremies jaarlijks worden uitbetaald.”
Textielarbeiders in Centraal-Amerika nemen met andere woorden het zekere voor het onzekere. “Ze geloven ook niet in spaarsystemen en denken dat ze door de corruptie hun premies kwijtraken. Voor ons als vakbonden is het daardoor onmogelijk om aan de leden voor te stellen om premies op te sparen. Het gevolg is nu wel dat er geen fondsen beschikbaar zijn om de komende maanden door te komen. Juist omdat dit zo onpopulair is, waren we hier als vakbonden ook niet mee bezig.”
Ondanks het gebrek aan middelen voor sociale bescherming slagen vakbondsorganisaties er toch in, om tijdens de crisis een belangrijke ondersteunende rol te spelen en hun leden van juridisch advies te voorzien. In Nicaragua is bijvoorbeeld eind maart een tripartiet akkoord gesloten, waarbij bedrijven verplicht werden om een speciale procedure te doorlopen. Zo kunnen ze hun productie niet zomaar opschorten en de betaling van hun werknemers staken. De regeling laat vakbonden toe om per fabriek voorwaarden te onderhandelen en voor een beperkte periode gedeeltelijke voortzetting van inkomsten te bedingen.
Ook in Honduras hebben de vakbonden overeenkomsten bedongen. In een principeakkoord heeft de Hondurese regering beloofd om 60% bij te leggen, wanneer de werkgever garant wil staan voor 40% van een basisloon van 6000 lempiras (ongeveer 240 euro). Het is echter niet duidelijk óf en wanneer de regering werkelijk met geld over de brug komt en voor hoelang.
Getuigenis: Onderhandelen werkt
“Het bedrijf Gildan kondigde drie weken geleden aan dat ze de productie stop zetten omdat er geen vraag meer was. Hoewel we wisten dat er problemen waren, sloeg het nieuws in als een bom. Vooral omdat arbeiders het nieuws via sociale media kregen en wij niet rechtstreeks als vakbond op de hoogte werden gebracht.
Na de eerste paniek zijn we gaan onderhandelen. De eerste weken hebben we helaas alle vakantiegeld moeten opofferen om inkomsten te behouden, maar nu hebben we het bedrijf zover weten te krijgen dat ze tot 1 juni 50% van het minimumloon blijft doorbetalen. Hopelijk houden ze zich aan die afspraak want het betekent in elk geval enige verlichting de komende maanden.”
Filantropie of verantwoordelijkheid
Arbeidersorganisaties in Centraal-Amerika onderstrepen hoezeer zij deel uitmaken van een mondiale productieketen en hoe belangrijk regionale coördinatie daarbij is. Op dit moment wordt bijna wekelijks digitaal overleg gevoerd via het Centraal-Amerikaanse regionaal vakbondsplatform met vakbonden uit Honduras, El Salvador, Nicaragua en Guatemala. Dat gebeurt met ondersteuning van FOS. Informatie wordt uitgewisseld over de stand van zaken en de crisisonderhandelingen met de grote producenten in de regio. Tegelijkertijd wordt gereflecteerd over perspectieven voor het oplossen van de huidige problematiek en het voorkomen hiervan in de toekomst.
Voor vakbonden is het duidelijk wie nu een extra inspanning moet leveren. “Voor ons is duidelijk dat de kledingmerken een hoofdverantwoordelijkheid hebben bij het oplossen van deze crisis”, vertelt Pedro Ortega, algemeen secretaris van CST-ZF Nicaragua. “Ze moeten hun mooie beloften over sociale verantwoordelijkheid in de regio waarmaken en de winst die zij al die jaren met de verkoop van onze productie hebben gemaakt met ons delen.” Over overheidssteun zijn de vakbonden eerder sceptisch. “We kunnen wel aandringen op steun bij onze overheden, maar van een kale kip kun je niet plukken”, laat Petro Ortega duidelijk verstaan.
Maar niet iedereen gelooft de stelling dat multinationale kledingmerken nu aan zet zijn. “Je zal nu niet veel filantropen vinden onder de kledingmerken die ons even uit de crisis helpen”, zegt Dean Garcia van ANITEX, de werkgeversorganisatie van de textiel in Nicaragua. “Met een beetje geluk vind je iemand die een half miljoen dollar wil geven of een miljoen. Maar we hebben het hier in Nicaragua alleen al over een gezamenlijke loonstrook die oploopt tot 28 miljoen dollar per maand.”
Never waste a good crisis?
De ziektesymptomen van het huidige model zijn duidelijk, maar een effectief vaccin is er nog lang niet. Het vormen van een gecoördineerd antwoord door arbeidersbewegingen op de crisis is complex en gaat met vallen en opstaan. Toch vormde de huidige noodsituatie ook het scenario waarbinnen het Centraal-Amerikaans regionaal vakbondsplatform coalities kan vormen. Zo is er samenwerkingmogelijk met internationale actoren zoals de internationale vakbondskoepel IndustriALL, maar ook lobby– en consumentenorganisaties als Workers Rights Consortium, Maquila Solidarity Network of donororganisaties als FOS, 3F en Solidarity Centre.
Eén van de initiatieven waarbij het regionaal vakbondsplatform in Centraal-Amerika aansluiting zoekt is the Global Call for Action. Dat is een mondiale overeenkomst waarbij 18 kledingmerken, INDUSTRIALL, de Internationale Arbeidsorganisatie, het Internationael Vakverbond en de internationale werkgeverorganisatie, zich beloven in te zetten om bestaande commerciële contracten na te komen. Ze engageren zich om in samenwerking met nationale regeringen en internationale financieringsinstanties, de salarisbetalingen gedurende de crisis voort te zetten. Het is een eerste stap, maar het gaat slechts om een intentieverklaring die concreet uitgewerkt zal moet worden in verbintenissen per regio of land.
Getuigenis: De strijd voor een fonds door kledingmerken
“We moeten nu de kledingmerken dwingen om hun verantwoordelijkheid te erkennen voor sociale bescherming tegen schokken voor de arbeiders in hun productieketen. Zo zullen er tijdens een volgende crisis minder drama’s zijn. Het zou natuurlijk beter zijn als arbeiders via een nationaal systeem voldoende beschermd worden, maar ik zie dat niet op korte termijn gebeuren. Zeker niet zolang landen onderling concurreren om de investeringen en om de loonlasten laag te houden. Ondertussen blijven multinationals gebruik maken van vrijhandelszones waardoor hun bijdragen aan belastingen en sociale bescherming minimaal zijn, terwijl zij maximaal profiteren van de arbeid die daar goedkoop geleverd wordt.
Een fonds waarbij kledingmerken per land bijdragen om schokken en rampen op te vangen, zou een strategische verandering betekenen. In Bangladesh, waar het Rana Plaza-drama zich afspeelde, is het ook gelukt om kledingmerken op één lijn te krijgen. Waarom zou dat niet structureel kunnen? In Centraal-Amerika gaan we dat met ons regionale vakbondsplatform tijdens onderhandelingen met kledingmerken proberen afdwingen.”
“We gaan een fonds om schokken en rampen op te vangen, tijdens onderhandelingen met kledingmerken proberen afdwingen.”
Het is nog te vroeg om een balans in de regio op te maken en voorspellingen te doen. Voor de werknemers en vakbonden is de huidige situatie echter al een traumatische ervaring. Het maakt net als het drama van Rana Plaza duidelijk dat na de coronacrisis de kledingsector niet meer dezelfde kan en mag zijn.
Hierbij signaleren arbeidersorganisaties duidelijk enkele nieuwe noodzakelijke contouren. De vrijwillige en ad hoc betrokkenheid van de kledingmultinationals voor sociale bescherming en arbeidsrechten van de arbeiders binnen hun productieketen, is onaanvaardbaar. Er is nood aan voor permanente en structurele mechanismen van aansprakelijkheid en bijdragen. Nu het belang van sociale bescherming door sociale actoren en internationale instanties erkent wordt, moet de legitimiteit van de vrijheidszones zélf opnieuw in vraag worden gesteld.
De opbouw van gezonde en integrale stelsels van sociale bescherming is onverenigbaar met het voortbestaan van belastingvluchtgebieden, die als stinkende wonden vragen om een harde heelmeester.
Download
Download het dossier van platformorganisatie Solidar
Om een beeld te schetsen van de arbeidsrechten van textielarbeiders tijdens de coronacrisis, gaf FOS input voor het dossier van platfororganisatie solidar. Klik hier om het te downloaden.
Steun FOS
Uitzonderlijke tijden vragen uitzonderlijke inspanningen. Tijdens de pandemie, strijden we harder dan ooit voor sociale bescherming voor iedereen met lokale organisaties wereldwijd.
Wees solidair en steun ons.
000-0000074-74
IBAN BE16 0000 0000 7474
BIC BPOTBEB1
Mededeling: corona 2020
Voor giften aan FOS vanaf 40 euro heb je in 2020 recht op uitzonderlijke belastingvermindering van 60% en ontvang je een fiscaal attest.