In Zuid-Afrika worden de socio-economische ongelijkheden duidelijk zichtbaar door covid-19. Dat heeft gevolgen voor zowel de bestrijding van de ziekte als voor maatregelen die de Zuid-Afrikanen de crisis moeten helpen te boven komen. Bij beiden staat één begrip centraal: sociale bescherming.
De reactie van de Zuid-Afrikaanse regering was tot nu toe kordaat. De president verklaarde het virus tot een nationale ramp en er werden maatregelen aangekondigd om de verspreiding tegen te gaan. Toch stelt de pandemie het gezondheidssysteem en het sociale zekerheidssysteem van het land aan de kaak.
Bij de maatregelen om verspreiding tegen te houden, horen onder andere een lock-down en afsluiten van de grenzen voor reizigers uit risicolanden. Er zijn ook hulpmaatregelen, zoals noodfinanciering aan sectoren die rechtstreeks getroffen zijn.
De eerste dagen werd vooral gehamerd op social distancing, wat kan helpen om de verspreiding tegen te gaan. Intussen ligt de nadruk op een erg strikte lock-down, die wordt opgevolgd door politie en leger. Maar dergelijke maatregelen tonen aan dat de Zuid-Afrikaanse overheid weinig voeling heeft met de dagelijkse realiteit van vele burgers.
In Zuid-Afrika woonden volgens ruwe schattingen in 2011, tussen de 2,9 en 3,6 miljoen mensen in informele vestigingen. Het echte cijfer ligt waarschijnlijk een pak hoger. In die omgeving is het onmogelijk om afstand te houden of zelfs om thuis te blijven. Waterbronnen en sanitaire voorzieningen zijn gemeenschappelijk, waar mensen onvermijdelijk gebruik van maken en anderen tegen komen.
Ook inspanningen op het gebied van gedragsverandering zijn amper haalbaar. De meeste Zuid-Afrikanen in de informal settlements worden dagelijks geconfronteerd met de uitdagingen van aanbevelingen om verspreiding tegen te gaan. Regelmatig wassen van de handen is bijvoorbeeld onmogelijk in een context waar er een gebrek is aan toegang tot stromend water.
Ongelijkheid
Zelfisolatie is een grote uitdaging voor velen door de toename van onzeker werk. Terwijl de rijkere klasse zich probleemloos in zelfquarantaine plaatst, kan de groeiende arbeidersklasse in Zuid-Afrika het zich niet veroorloven om zich te isoleren. Ze hebben geen andere keuze dan te blijven werken.
De toename van onzeker werk in al haar verschillende vormen, denk aan het nulurencontract, betekent dat arbeiders zich niet kunnen permitteren om een dag werk te missen. Hun werkgevers hebben hen vaak ook niet geregistreerd bij het ‘fonds voor werkloosheid’ (Unemployment Insurance Fund). Ze worden nu geconfronteerd met de meeste wrede reacties van werkgevers, die vaak grote nationale en internationale bedrijven zijn. Er vallen onmiddellijke ontslagen en bezuinigingen. Er wordt geen moeite gedaan om een aanvraag in te dienen bij het werklozenfonds voor ontslagen werknemers en werknemers worden gedwongen om de jaarlijkse op vakantie te nemen. De precaire arbeidersklasse geniet niet van de voordelen van de sociale bescherming. Het sociale beschermingssysteem van Zuid-Afrika blijft ondoeltreffend, het beperkt zich vooral tot bepaalde sociale groepen zoals ouderen.
De crisis kan daarom Zuid-Afrika wakkerschudden. Sociale bescherming moet een investering zijn in mensen, een uitgebreid systeem dat iedereen in staat stelt zich aan te passen aan veranderingen in de economie en op de arbeidsmarkt. Een vangnet dat iedereen beschermt tegen sociale en economische kwetsbaarheid en dat zo de gevolgen van ongelijkheid in zowel de privé als de openbare ruimte kan verzwakken.