Het is alleszins een gegeven dat de Communistische Partij van Cuba op een bijzondere conferentie, gehouden in januari 2012, alle massaorganisaties opriep om zich intern te beraden over hun werking. De grote uitdaging is om de band met de bevolking terug te versterken en te verfrissen. De sociaaleconomische heroriënteringen die de overheid doorvoert, verhogen de druk om de werking bij te sturen. De discussie is opgestart in de lokale afdelingen; de provinciale congressen vinden één na één plaats. In november van dit jaar zal de CTC deze bezinningsronde op haar 20ste Congres afsluiten onder het motto “Samen voor een welvarend en duurzaam socialisme!”.
Want laat dit duidelijk zijn, Cuba blijft een socialistisch land. Maru, verantwoordelijke voor de internationale samenwerking bij de CTC, formuleert de uitgangsprincipes van de huidige socio-economische veranderingen als volgt:
1. Alleen het socialisme is in staat om de huidige problemen op te lossen
2. Socialisme betekent gelijke rechten en kansen voor iedereen, maar niet iedereen gelijk
3. De sociale verworvenheden op het vlak van onderwijs, gezondheid, sociale zekerheid, sport en cultuur blijven behouden, maar met een rationeel gebruik van de middelen.
4. Planning is belangrijker dan de markt.
5. Er is nood aan een verhoging van de productiecapaciteit om het socialisme duurzaam te maken.
Vanuit Europees standpunt, klinkt het toch altijd vreemd in de oren als we een syndicalist de arbeiders horen oproepen om de productie te verhogen. Voor een goed begrip moeten we de Cubaanse context begrijpen. Na de overwinning van 1959 kwamen de economie en grote delen van de landbouw in overheidshanden. Alle inkomsten van de bedrijven gingen naar de overheid, die er o.a. haar sociaal vooruitstrevend programma mee financierde. M.a.w., de winst gaat niet naar de kleine groep eigenaars van de bedrijven, maar dient het algemeen welzijn. De bedrijfsadministratie en de vakbonden staan in deze context niet tegenover elkaar, maar dienen dezelfde doelstelling, zij het elk vanuit hun eigen standpunt.
De Cubaanse Arbeiderscentrale (Central de Trabajadores de Cuba – CTC) werd in 1939 opgericht en verenigde alle toenmalige syndicale krachten. Sindsdien functioneert CTC als de eenheidsvakbond. Na de revolutie kreeg de CTC binnen de communistische maatschappij het statuut van massaorganisatie. De centrale vertegenwoordigt alle aangesloten arbeiders en gepensioneerden, zowel van de staatsbedrijven als van de privésector. De CTC bestaat momenteel uit 17 sectorvakbonden en is statutair onafhankelijk van de overheid en de communistische partij. Het zijn de vakbondsleden die de statuten en reglementen goedkeuren en hun leiders kiezen voor een periode van 5 jaar. De algemene secretaris van de CTC is lid van de ministerraad. De aansluiting is vrijwillig en de syndicale bijdrage is 1% van het loon. Het lidmaatschap bij de partij is geen vereiste om zich aan te sluiten. De syndicalisatiegraad van alle Cubaanse arbeiders loopt op tot 98% in de staatsbedrijven en ongeveer 75% in de privésector. De CTC en de sectorale vakbonden hebben als bestuursorganen de nationale raad, het comité en het secretariaat. Ze hebben allen nationale en provinciale kantoren en ook gemeentelijke indien er voldoende aangesloten leden zijn.
Na de revolutie, in een economisch model met de staat als enige werkgever, beperkte de rol van de vakbonden zich tot de politieke mobilisatie en een minimale participatie in het bespreken van het economisch plan, het naleven van de arbeidswet en de arbeidsdiscipline. Tijdens de speciale periode en vooral de voorbije 5 jaar verminderde de paternalistische rol van de staat tegenover de vakbonden en de maatschappij in het algemeen. Dit proces komt met de nieuwe aanpassingen aan het economische model in een stroomversnelling terecht.
Met de aanpassing van haar economisch model beoogt Cuba een hogere arbeidsproductiviteit door een strakkere budgettaire planning en uitvoering, door de optimalisering van het personeel en de beschikbare middelen en door de renovatie van de infrastructuur. Hierdoor verandert de verhouding tussen de staat en de vakbonden. Nu het bedrijfsmanagement meer en meer aan winstmaximalisatie onderworpen wordt, verhoogt de druk op de werknemers en stijgt de spanning tussen de bedrijfsadministratie en de vakbonden.
De meest zichtbare uiting hiervan was het massale proces van arbeidsherschikking. De syndicaten zorgden ervoor dat hun leden hun rechten tijdens de herschikking kenden en ze letten erop dat deze rechten werden gerespecteerd. De herschikking ging eind 2010 van start, maar werd na een paar maanden onder druk van de vakbonden onderbroken. Er werd snel ingezien dat de ontslagen werknemers weinig nieuwe jobmogelijkheden hadden. Met als gevolg de kans op sociale onrust. Daarom overlegden overheid en vakbond eerst over een nieuw wettelijk kader dat de tewerkstelling in de privésector regelt. Gedurende het tweede trimester van 2012 werd de herschikking hervat.
In deze nieuwe context krijgt de collectieve arbeidsovereenkomst een groter gewicht. De vakbond waakt in elk bedrijf over de correcte toepassing van de loonafspraken, de maatregelen voor veiligheid en gezondheid op het werk, enz. Individuele klachten worden eerst in het bedrijf geregeld, en eventueel doorverwezen naar het gemeentelijke of nationale juridische arbeidsbureau, waar bedrijven en vakbonden in zetelen.
Om de economische hervormingen te doen slagen, is de instemming van alle partijen
noodzakelijk. Een derde taak van de syndicaten is daarom het belang van een goede economische planning voor bedrijven duidelijk maken aan hun leden, en hun effectieve deelname aan deze planning verzekeren.
Een bijkomende uitdaging is het omkaderen van de ondertussen al bijna 400.000 zelfstandige arbeiders en de recent opgerichte coöperaties. Op vrijwillige basis heeft 75% van hen zich bij een vakbond aangesloten. De vakbond speelt de rol van bemiddelaar tussen de zelfstandige arbeiders en de overheid. Dankzij de tussenkomst van de vakbonden werden bijvoorbeeld belastingtarieven verminderd.
Maar er is meer. De economische hervormingen vragen een heel nieuw wettelijk kader. In de tweede helft van 2013 staat de herziening en uitbreiding van de arbeidswet op de politieke agenda. Er is dringend nood om ook de arbeidsverhoudingen tussen privé-werkgevers en arbeiders en tussen coöperatieven en arbeiders wettelijk te regelen.