In de suikersector is al een lange weg afgelegd sinds ‘onderaanneming’ of ‘uitbesteding’ eind de jaren ’90 de kop op stak. Justo Pastor van de vakbond Sitiamash, partner van fos: “De suikerfabrieken begonnen steeds meer rietkappers aan te nemen via onderaannemers in plaats van ze zelf te contracteren. Dat begon mondjesmaat en in het begin hadden we het nauwelijks door. Vanaf het jaar 2000 raakte het proces in een stroomversnelling en tijdens de suikerrietoogst van 2003 werden alle rietkappers via onderaannemers aangesteld.” En dat wil zeggen: informeel, zonder contract, en dus zonder dat iemand toezicht houdt op hun rechten. Want voor de overheid is de controle op naleving van de wetgeving onmogelijk. De onderaannemers bestaan als bedrijf vaak alleen maar in naam en zijn in werkelijkheid voor overheidsinstanties onvindbaar. Ze staan niet geregistreerd bij de arbeidsinspectie, noch bij de gemeenten en ook dragen zij veelal geen belastingen af.
De rietkappers zijn dus geheel afhankelijk van de onderaannemers voor wie ze werken. Erasto Reyes van Sitiamash: “Deze koppelbazen strijken bijna de helft van hun inkomsten op, alleen maar om hen aan het werk te zetten. Om hetzelfde te verdienen als wat ze vroeger in een gewone werkdag van 8 uur kregen, moeten ze nu veel langer werken. Want de rietkappers worden nu betaald volgens de hoeveelheid gekapt en bijeengeraapt riet. Om nog een beetje rond te komen, moeten vrouwen en kinderen helpen om het riet bijeen te rapen. Om 4u ´s ochtends vertrekken ze uit hun woongemeenschap richting rietvelden. Om 20u of 21u ´s avonds komen ze doodmoe weer thuis.”
Geen onderhandelingen
Het argument dat bedrijfsleiders steevast aanvoeren, is dat uitbesteding de efficiëntie bevordert. Wanneer diensten, zoals onderhoud, flexibel ingezet kunnen worden, kan het bedrijf zich meer toeleggen op zijn kernactiviteiten. Alleen stelden de vakbonden steeds vaker vast dat precies die kernactiviteiten aan allerlei kleine bedrijfjes werden uitbesteed. In de havens ronselen onderaannemers arbeid(st)ers* voor het zware laad- en loswerk. In de suikersector gaat het om de rietkap en de zaaiwerkzaamheden: ongeveer 90% van de werknemers nodig bij het productieproces, werkt via een informele koppelbaas.
Wat daar achter zat, ontdekten de vakbonden bij de CAO-onderhandelingen. De hoofdondernemingen wilden niet meer onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden van het personeel dat werkte voor de door hen gecontracteerde bedrijfjes. Deze arbeiders vielen zogezegd onder de verantwoordelijkheid van deze “zelfstandige” bedrijfjes.
Voor Stibys, een vakbond uit de drankindustrie, was eind 2007 de maat vol. Op hun voorstel bracht fos vijf vakbonden uit verschillende sectoren samen. “Dit heeft enorm bijgedragen aan de eenwording binnen de vakbeweging en het besef dat we er alleen samen iets aan kunnen doen,” zegt Carlos H. Reyes, algemeen secretaris van Stibys.
Naar de president
Uit hun studiewerk en discussiebijeenkomsten distilleerden de vakbonden een voorstel om de wetgeving over onderaanneming aan te passen. Zo zouden onderaannemers moeten ze bewijzen dat ze “werkelijke” bedrijven zijn, die met eigen kapitaal en productiemiddelen werken. En in de contracten tussen hoofdbedrijf en onderaannemer moet duidelijk staan dat het hoofdbedrijf verantwoordelijk blijft voor het nakomen van de arbeidsrechten van het personeel dat via de onderaannemer werkt, wanneer deze in gebreke blijft. Ook heel belangrijk: arbeiders die voor een onderaannemer werken, moeten voor hetzelfde werk altijd hetzelfde loon krijgen als de arbeiders in dienst bij het hoofdbedrijf.
Met dit voorstel gingen de vakbonden de boer op. Een werkgroep moest het voorstel bespreken met een aantal sleutelpersonen binnen het Hondurese parlement. Daarnaast gingen ze direct in onderhandeling met de minister van arbeid en met president Manuel Zelaya. “De eerste vergadering met president Mel Zelaya en de minister verliep fantastisch. Ze waren zeer geïnteresseerd en schrokken van de omvang van de illegale onderaannemingspraktijken en wat dit aan belabberde arbeidsomstandigheden teweeg brengt. Het drong ook tot ze door hoeveel belastinggeld de overheid jaarlijks misloopt door deze illegale onderneminkjes. Zelaya zegde ons direct zijn steun toe en gaf de minister opdracht het voorstel te bestuderen en verder met ons uit te werken, alvorens het aan het parlement voor te leggen,” zegt Carlos H. Reyes.
Kink in de kabel
De vakbeweging ontwikkelde een goed contact met de regering van Mel Zelaya en had voor het eerst het gevoel een president te hebben gevonden die bereid was te luisteren naar hun voorstellen. De president zelf raakte echter binnen zijn eigen partij, omwille van diezelfde “gevaarlijke linkse aspiraties”, steeds meer in diskrediet. Hij had duidelijk de steun verloren van de groep machtige ondernemers binnen zijn partij. Die wilden hem zo snel mogelijk weg. Een aanleiding om hem en zijn regering eind juni met een staatsgreep uit te schakelen, was snel gevonden, toen Zelaya voorstelde om een volksraadpleging te houden over de wenselijkheid van een stemming om de grondwet ter discussie te stellen.
De Hondurese vakbeweging kan dus niet langer strijden voor de goedkeuring van nieuwe wetsvoorstellen. Ze ziet zich gedwongen om in de eerste plaats de democratie in het land met hand en tand te verdedigen. De repressiecampagne die zich onder het regime van de nieuwe machthebbers aftekent, richt zich ondermeer op de vakbondsleiders. Een van de slachtoffers is Carlos H. Reyes, die een gebroken arm overhield aan een demonstratie eind juli.
Desondanks is het duidelijk dat de vakbeweging de afgelopen tijd vooral veel aan zelfvertrouwen en eenheid heeft gewonnen. Dit is ook goed te zien aan de vastberadenheid waarmee dagelijks in de straten geprotesteerd wordt tegen de staatsgreep. Of dit ook voldoende is om zich in de nabije toekomst uit de houdgreep te bevrijden en onder andere ook de draad rond het genoemde wetsvoorstel weer op te kunnen pakken, blijft voorlopig een open vraag.