Veiligheid en Gezondheid op het Werk (VGW) heeft te maken met de preventie van ongelukken en ziekten ten gevolge van activiteiten die werk gerelateerd zijn alsook met de promotie en bescherming van de gezondheid van de werknemers. Dit is een verplichting die zowel de staat als de werkgevers toekomt. In België kan men zeggen dat mensen over het algemeen zonder al teveel zorgen dagelijks aan de slag kunnen, want de staat beschikt over een hele resem van regels en procedures om de werknemers te (laten) beschermen. Denk aan het beschermingsmateriaal dat arbeiders moeten dragen in verschillende risicoberoepen, de verplichte periodieke bezoeken bij de arbeidsarts, de controle van de werkomgeving (juiste bureaustoel, afstand tot de PC, enz.), een gelimiteerd urenrooster, enz.
Dat ons werk onze veiligheid en gezondheid niet in gevaar mag brengen, klinkt zeer vanzelfsprekend, maar dit is allerminst zo in veel landen in het Zuiden. Deze thematiek is daarom een prioriteit binnen het programma Waardig Werk van fos in de Andes. Eind mei 2012 zijn dan ook alle Andespartners van het Waardig Werk programma plus andere genodigden samengekomen in de Peruviaanse hoofdstad Lima; ze namen er de situatie van VGW in de 4 landen (Colombia, Bolivia, Ecuador en Peru) in grote sectoren zoals de agro-industrie, de mijn- en de bouwsector onder de loep. Ook belangrijke organisaties als de Internationale Arbeidersorganisatie (IAO) en de Comunidad Andina de Naciones (CAN, Andesgemeenschap der Naties, een soort regionale “EU” waar deze vier landen toe horen ) waren van de partij.
Over het algemeen kan men zeggen dat er op normatief vlak al wel wat gebeurd is rond VGW zowel op internationaal als nationaal vlak. Zo telt de IAO wel 70 (weliswaar niet-bindende) conventies die de thematiek raken en heeft de CAN verschillende bindende regels hieromtrent. De laatste jaren is ook vooruitgang geboekt op het vlak van nationale wetgevingen rond de materie, maar zoals wel vaker gebeurt, laat de implementatie heel vaak te wensen over.
De cijfers met betrekking tot VGW zijn dan ook hallucinant, zoals we reeds aankondigden in de inleiding van dit artikel. “Plotse” ongevallen zijn echter niet de enige oorzaak voor fysieke en mentale schade. De manier waarop het werk georganiseerd is, brengt risico’s met zich mee die veel meer mensen raken en structureler van aard zijn. De ellenlange werkdagen (Boliviaanse suikerrietkappers werken tot 12u per dag), de atypische werkuren (de introductie van de nachtshiften zorgt in Colombia voor een toename van de zelfmoorden door het doorbreken van normale biologische en sociale patronen), de zware arbeid (leidend tot spontane abortussen en premature bevallingen bij vrouwen uit de Peruviaanse agrosector), de repetitieve handelingen (Peruviaanse werksters moeten zich urenlang buigen om asperges te rapen), het gebrek aan beschermend materiaal (Ecuadoraanse landarbeiders moeten de bananensproeien zonder degelijke beschermingskledij), enz. zorgen ervoor dat werknemers kampen met ernstige aandoeningen die veroorzaakt zijn door hun werk. Veel van hen zijn op jonge leeftijd niet meer in staat om te werken. In de Ecuadoraanse bloemensector bijvoorbeeld, mag men zich al gelukkig prijzen als men volhoudt tot 40 jaar. Daarna is het lichaam zo kapot dat werken geen optie meer is. Diepere armoede is het gevolg.
Door het ontbreken van degelijke systemen van sociale bescherming kunnen deze mensen nergens terecht. Zo hebben slechts 38% van de Colombiaanse werknemers toegang tot het systeem van beroepsrisico’s; als ze die hebben zorgen de gezondheidsinstanties er vaak voor dat hun ziekte niet als een beroepsziekte erkend wordt. Dat heb je als de gezondheidszorg een business is geworden… Nog slechter ben je er aan toe als je (zoals in de meeste gevallen) via derden bent tewerkgesteld of werkt in informele sectoren zoals de kleine en middelgrote textiel-, juwelen-, hout- en lederverwerkingsbedrijfjes in Bolivia.
Who’s to blame? De verantwoordelijkheid is gedeeld. Enerzijds heb je de bedrijven die geen geld willen spenderen aan een veilige omgeving voor hun werknemers. VGW wordt als een economische last gezien eerder dan als instrument om beter te werken en – ja zelfs- competitiever te zijn. Door de armoede vinden de bedrijven steeds mensen die toch bereid zijn om onder zulke omstandigheden te werken. Er staan immers genoeg andere kandidaten in de rij te wachten op werk. Anderzijds heb je de staat die geen prioriteit geeft aan VGW. Er worden internationale conventies ondertekend en in veel landen bestaan wetten rond de materie, maar ze blijven al te vaak dode letter. Zo zijn controlemechanismes onderbemand, wordt er geen sociale dialoog gepromoot, is er onvoldoende expertise in de materie, bestaan er te weinig statistieken en studies, enz. Dit alles in een beleidsstructuur die eerder pro-bedrijven dan pro-werknemers is.
Vakbonden spelen een cruciale rol om het tij te doen keren. Via het fos-programma zijn reeds VGW-promotoren gevormd, werden er vormingen gegeven en studies gemaakt met speciale aandacht voor de situatie van vrouwen, enz. met een aantal successen tot gevolg. Zo zijn in Peru reeds VGW-clausules in CAO’s (collectieve arbeidsovereenkomsten) opgenomen en is er onder leiderschap van de Peruviaanse mijnwerkersfederatie FNTMMSP een nieuwe wet (plus reglementering!) gekomen rond VGW in alle sectoren. Maar de uitdagingen blijven talrijk. Zo moet er meer aan sensibilisering gedaan worden, de informatie rond o.a. de wetgeving moet beter worden verspreid, gemengde comités alsook de participatie van vrouwen moeten versterkt worden, en er moet meer in allianties (nationaal en internationaal) gewerkt worden.
VGW is een fundamenteel arbeidsrecht. Dankzij de uitwisseling van kennis en ervaringen tijdens deze regionale bijeenkomst zullen partners sterker staan om eisen te stellen en gecoördineerde allianties aan te gaan om dit recht af te dwingen.