Zo getuigde Victor Fernández uit San Julián over de erbarmelijke staat van de tentenkampen waar de werknemers met hun families verblijven gedurende de oogsttijd: “We kwamen aan bij het kamp en vonden vuile, gescheurde tenten. Op regendagen regende het meer binnen dan buiten.” Daar komt nog bij dat er in deze tentenkampen geen stromend water is, geen sanitaire voorzieningen, geen medicatie, en geen kinderopvang. Cristina Moreno vertelde: “Toen mijn echtgenoot ziek werd in het kamp, gaven ze ons geen medicatie. Ik huilde en bad tot God voor zijn gezondheid.”
In Santa Cruz, Tarija, Beni en Pando zijn er meer dan 600 van die kampen waar 35.500 personen (waaronder 10.000 vrouwen) verblijven tijdens de suikerrietkap, kastanjepluk en katoenpluk. De vrouwen vormen een extreem kwetsbare sociale groep want ze zijn onzichtbaar voor het oog van de wet. Ze staan vaak niet op de loonlijsten, hebben geen contract en dus geen sociale bescherming. Ze doen hun werk als “metgezel” zonder loon en als ze al een loon krijgen dan is dat minder dan wat de mannen krijgen. Ze hebben ook te lijden onder pesterijen op het werk en seksuele intimidatie.
Werkgevers worden aangezet tot uitbuiting en misbruik. Door het gebrek aan controle door de Staat heerst er een gevoel van straffeloosheid. Het ministerie van Arbeid en de arbeidsrechtbanken liggen heel ver van de tentenkampen. Arbeidsinspectie gebeurt bijna nooit. Bovendien is er sprake van een wettelijke discriminatie aangezien deze sector uitgesloten is van de nationale arbeidswetgeving. De proliferatie van onderaanneming laat de werkgevers toe de verantwoordelijkheden helemaal van zich af te schuiven. Nochtans is de Boliviaanse grondwet zeer vooruitstrevend. Waardig en veilig werk, zonder discriminatie en met een rechtvaardig loon is een fundamenteel recht van elk individu volgens artikel 46.I.1. De uitdaging is deze rechten om te zetten in realiteit.
Het tribunaal veroordeelt de werkgevers die systematisch de arbeidsrechten schenden van mannen en vrouwen die in loonarbeid werken op het platteland. De enige bestaande Bolivaanse vakbondskoepel COB, het ministerie van Arbeid, de Nationale Ombudsdienst, de Internationale Arbeidsorganisatie, en de decaan en vicedecaan van de faculteit van rechten van de Autonome Universiteit Gabriel Rene Moreno waren aanwezig op het tribunaal, georganiseerd door FOS. Enkel de werkgevers lieten verstek, maar zagen zich wel genoodzaakt een reactie te geven in de pers dankzij de weerklank van het tribunaal op radio, televisie en in de kranten.
De grote vraag is: wat nu? Blijft het hierbij? Zoals Luis Ramírez, voorzitter van de Latijns- Amerikaanse Vereniging van Arbeidsadvocaten, en lid van het tribunaal, tegen de vakbonden zei: “Als jullie terugkeren naar jullie werkplek, naar jullie tentenkampen, zullen jullie zien dat er daar niets veranderd is. Maar dit mag geen teleurstelling zijn. De verandering gebeurt binnenin jullie. Als vakbonden gaan jullie versterkt naar huis en jullie zullen beter in staat zijn jullie arbeidsvoorwaarden te veranderen en de maatschappij te hervormen. Het verdict is een instrument dat jullie hierbij zal helpen.”
FOS zal deze vakbonden via de ngo CIPCA in het nieuwe programma 2014-2016 in ieder geval blijven steunen in hun strijd voor betere arbeids- en levensomstandigheden. Het verdict zal formeel overgemaakt worden aan de IAO, aan de Boliviaanse autoriteiten, aan parlementsleden, mensenrechtenorganisaties en vakbondsfederaties binnen en buiten Bolivia. Ondertussen gaan de voorbereidingen van start voor het volgende internationaal ethisch tribunaal dat begin september zal doorgaan in Colombia, want ook daar is de toestand in de agro-industrie schrijnend en de nood hoog.