De Hondurese kledingexport groeide enorm in de jaren 1990 en 2000. Die groei ging eerder ten koste van de plaatselijke arbeiders dan dat hij hen vooruithielp. Arbeidsrechten werden massaal geschonden, onder andere in een fabriek van Fruit of the Loom. De Hondurese vakbond CGT – een van de oprichters van het netwerk RSMH – kwam in verzet tegen dat onrecht, met de steun van United Students Against Sweatshops (USAS), Amerikaanse vakbonden en het Solidarity Center. Hun acties mondden in 2009 uit in een juridisch bindende overeenkomst met Fruit of the Loom om de arbeidsrechten binnen het textielbedrijf te verzekeren.
Samen sterker
Om het hoofd te bieden aan het toenemende antisyndicale klimaat in Honduras, besloten de diverse vakbonden van de maquilasector om nauwer samen te werken. Eind 2010 werd het Netwerk van Hondurese Maquilavakbonden (RSMH) opgericht, met de steun van onder andere FOS. Sindsdien is het ledenaantal van de vakbonden sterk gestegen, net als het aantal collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) in de sector. Van de grote kledingexporterende landen heeft Honduras momenteel het hoogste percentage arbeiders dat valt onder een cao die door onafhankelijke vakbonden is onderhandeld!
Onderzoek naar impact van cao’s
Wat betekent dat concreet voor de 105 000 textielarbeiders in Honduras? Dr. Mark Anner van het Center for Global Worker Rights van Penn State University zocht het uit.
Voordelen van cao’s
Hondurese kledingarbeiders met cao’s
- verdienen gemiddeld 6,5% meer dan hun collega’s zonder cao;
- hebben veel meer vrijheid om zelf te kiezen of ze overwerken of niet;
- krijgen veel vaker een vergoeding voor middagmaaltijden;
- hebben meer toegang tot spaar- of leenprogramma’s van het bedrijf om de gevolgen van bv. ongevallen, noodgevallen of natuurrampen op te vangen;
- hebben vaker gratis woon-werkverkeer;
- zien de werkdruk minder vaak toenemen;
- worden minder blootgesteld aan verbaal geweld.
Vrouwelijke kledingarbeiders met cao’s:
- worden minder geconfronteerd met seksuele intimidatie;
- kunnen veel vaker terugvallen op mechanismen op de werkplek die gendergerelateerd geweld en intimidatie op de werkvloer aanpakken.
Wanneer ze moeder of vader worden, komen de meeste arbeiders die onder een cao vallen, in aanmerking voor voordelen zoals een uitgebreid verlof.
Sterker in sociaal overleg
Bovendien konden de Hondurese vakbonden meer wegen op het nationale beleid dankzij hun sterkere organisatie en grote ledenaantal. Op die manier bekwamen ze rechten voor alle arbeiders in de maquila’s, ook diegene die geen vakbond of cao hadden.
Verworvenheden voor álle textielarbeiders
- De minimumlonen werden over een periode van vijf jaar verhoogd met 7,5% tot 8% per jaar;
- Tijdens de lockdown van begin 2020 bekwamen de vakbonden voor geschorste werknemers een maandelijkse vergoeding van:
- 2500 Hondurese lempira’s (99,81 euro) van de werkgevers, en
- 3500 Hondurese lempira’s (139,74 euro) van de overheid.
Het ging echter om een niet-bindende overeenkomst. De vakbonden moesten dus druk blijven uitoefenen om de uitbetaling te bekomen. De arbeiders met vakbonden en cao’s hadden veel meer kans op de vergoedingen en kregen ze langer.
- De overheid startte een gesubsidieerd huisvestingsprogramma, met goedkopere leningen voor de arbeiders uit de maquila’s.
Nog niet op de lauweren rusten
Het Netwerk van Hondurese Maquilavakbonden kan dus mooie resultaten voorleggen. Maar hun strijd is nog lang niet gestreden. Ondanks de loonsverhogingen verdienen de arbeiders in de maquila’s niet genoeg om waardig te leven. De werkdruk, de lange uren, en de gezondheid en veiligheid op het werk blijven zorgen baren. Bovendien verlopen de onderhandelingen met de werkgevers steeds stroever. Volgens Evangelina Argueta van CGT beweren werkgevers vaak dat “de arbeidskosten per output te hoog zijn in Honduras, dat ze veel lager zijn in Azië”. Joel Lopez van FITH sluit zich daarbij aan: “Bij elke cao die we onderhandelen, worden de onderhandelingen steeds harder gespeeld”. Een situatie die vakbondsmensen overal ter wereld bekend in de oren zal klinken.
Dit artikel is gebaseerd op de studie van Dr. Mark Anner, verbonden aan het Center for Global Worker Rights van Penn State University. Je vindt het volledige rapport online (pdf).