Mensen in Zuid-Afrika mogen dan niet langer van elkaar gescheiden worden op basis van ras, de keiharde principes van het neoliberalisme hebben inmiddels de rol van de blanke onderdrukker overgenomen: de ongelijkheid is alomtegenwoordig; arm en rijk leven in aparte werelden. 40% van de mensen is werkloos. Mensen die wel werken worden doorgaans onregelmatig, tijdelijk of onwaardig tewerkgesteld. De buschauffeur – een zeer netjes ogende man met een op het eerste zicht dure zonnebril – blijkt eigenlijk een ‘back-yarder’ te zijn – iemand die huur betaalt om in iemand anders’ achtertuin in een krot te mogen wonen. Sanitaire voorzieningen in het huis mogen slechts op bepaalde uren van de dag gebruikt worden; koude, hitte, regen en wind komen ongevraagd binnen in deze hokjes zonder privacy en voor sommigen ook zonder water en elektriciteit. Mensen razen in hun auto’s langs deze oneindige sloppenwijken, maar lijken ze op één of andere manier niet te zien. In Kaapstad alleen al wonen 450.000 mensen in zulke mensonwaardige omstandigheden. En dit open en bloot, onder ieders oog.
Zuid-Afrika is een duur land, tegen de verwachtingen in. Prijzen zijn er vergelijkbaar of liggen soms zelfs hoger dan bij ons. Landbouw in Zuid-Afrika wordt, net als in Europa, gesubsidieerd. Eigenaars van boerderijen vergaren enorme winsten met de verkoop van wijn en druiven in Europa (of met dumping van producten op de markten van de buurlanden). En toch durft de werkgeversorganisatie van boeren in Zuid-Afrika (AgriSA) zonder verpinken te zeggen dat een leefbaar loon betalen aan de mensen die het land bewerken ónmogelijk is. Het is onmogelijk om iemand die 45 uur per week, 6 dagen op 7 zeer zware fysieke arbeid verricht meer dan €150 per maand te betalen. Onmogelijk. Geen wonder dat landarbeiders in actie komen, stakingen organiseren, wijnranken in brand steken, gewelddadig zijn en dat zij met geweld van antwoord gediend worden door politie en private beveiligingsfirma’s.
Rijke mensen omringen zich met muren en prikkeldraad, ze sluiten zich op in een versterkte burcht of sluiten misschien vooral het zicht op armoede buiten. Maar hoe lang nog zullen armen willen kijken naar de hen omringende rijkdom? Rijkdom waar ze geen toegang tot hebben en geen aanspraak op kunnen maken. Niemand blijkt echt tevreden: mensen die bezittingen te beschermen hebben, zijn bang; mensen die niets hebben voelen zich machteloos. Geen enkele Zuid-Afrikaan zegt met volle overtuiging: “Ja, Zuid-Afrika is er écht op vooruitgegaan sinds 1994, sinds het einde van apartheid.” In het Noorden stellen mensen zich echter meer en meer de vraag: “Is Zuid-Afrika nog wel een ontwikkelingsland? Zijn we misschien niet klaar met ontwikkelingssamenwerking en internationale solidariteit voor Zuid-Afrika? Kunnen ze nu niet zelf hun boontjes doppen?”
Maar is de civiele maatschappij sterk genoeg om een kritisch en overtuigend tegengewicht te bieden ten aanzien van de overheid? Volstaat een gemiddeld inkomen per hoofd als maatstaf om Zuid-Afrika als midden-inkomensland te classificeren? Uit getuigenissen, beelden, statistieken en verhalen blijkt in ieder geval het tegendeel.
Activisten en groeperingen allerhande rijzen langzaam op en proberen hun krachten te verenigen. Verdeeldheid, onenigheid en uiteenlopende verwachtingen houden hun slagkracht en impact voorlopig nog klein. Voorlopig, want de heersende tegenstellingen, ongelijkheid en spanningen mengen zich stilaan tot iets wat enkel op een explosieve cocktail kan uitdraaien. Dit is de tikkende tijdbom waar zoveel Zuid-Afrikanen over spreken en ons attent op willen maken. Dit is Zuid-Afrika op voet van oorlog, met zichzelf. Wederom. De vraag is: willen we deze bom in hun gezicht laten ontploffen of willen we helpen ze onschadelijk te maken? Laten we de huidige situatie op zijn beloop of proberen we het activisme, de positieve initiatieven en de gemotiveerde mensen die reeds volop streven naar vreedzame en duurzame verandering te steunen in hun strijd tegen ongelijkheid?